Woord vooraf
Op 22 november 2007 deed koningin Beatrix iets wat zij niet eerder had gedaan. Zij recenseerde een boek. Dit boek. ‘De auteurs hebben zeer selectief gebruik gemaakt van vooral die documenten uit het Koninklijk Huisarchief die een minder positief beeld van de hoofdpersonen kunnen oproepen,’ zei ze. Daarom deed het boek volgens de koningin ‘geen recht aan hun persoonlijkheden en hun verdiensten voor ons land’.
Het is niet gebruikelijk dat de koningin haar mening geeft over welk boek dan ook. Zij en de andere leden van het Koninklijk Huis zijn de enigen in Nederland die geen recht hebben op vrijheid van meningsuiting. De leden van de koninklijke familie zijn bewoners van een bijzonder eiland: het laatste stukje Nederland waar mensen ook erfelijke instituten zijn, en waar niet zijzelf, maar anderen verantwoordelijk zijn voor hun doen en laten. De berichtgeving over dat eiland kent grofweg twee varianten. 1. Het eiland is mooi: er wonen unieke, getalenteerde mensen die schitterende kleren dragen, lieve kinderen hebben en altijd gelukkig zijn, en 2. Het eiland is lelijk; achter de mooie façade gaat niets dan rottigheid schuil. Geen van beide varianten doet de eilandbewoners recht. Ze worden geacht onfeilbaar te zijn en daarmee begint het probleem. Iedereen geniet van het tableau vivant, maar speurt intussen naar de krasjes in het vernis.
Toen uitgever Mai Spijkers ons in het najaar van 2006 vroeg om ooggetuigenverslagen te verzamelen over de drie negentiende-eeuwse koningen Willem i, ii en iii, verwachtten we niet dat dit veel stof zou doen opwaaien. De koningen waren al meer dan honderd jaar dood en hun nagedachtenis leek weinig levend. Hadden we dan ooit een koning? vroegen sommigen als we vertelden waar we mee bezig waren.
Ons verzoek om toegang te krijgen tot het Koninklijk Huisarchief werd gehonoreerd. Wie over de koningen iets te weten wil komen, is mede aangewezen op de (regerings)bronnen die daar worden bewaard. Niettemin is het een privéarchief. Beatrix beoordeelt zelf wie in ‘haar’ papieren mag kijken en wie niet. De regels van het Koninklijk Huisarchief zijn streng, ook als het materiaal betreft dat meer dan een eeuw oud is. Manuscripten moeten na voltooiing worden voorgelegd aan de directeur van het archief. De toestemming voor het gebruik van de bronnen kan dan eventueel weer worden ingetrokken. Zo is het Koninklijk Huisarchief een van de laatste restjes gesloten staatsbestel die Nederland nog heeft.
Als bezoekers van het archief waanden we ons even in de negentiende eeuw. Na het klingelen van de deurbel daalde een medewerker de trap af om de voordeur te openen. Om klokslag halfelf ’s ochtends en halfvier ’s middags klonk op de gang een stem die ‘koffie!’ of ‘thee!’ riep, waarna een blaadje met gevulde kopjes klaarstond. ‘Punctualiteit is de beleefdheid van koningen,’ schijnt Lodewijk xviii ooit gezegd te hebben. In de met schilderijen van voorvaderen gedecoreerde bibliotheek troffen we historicus Cees Fasseur aan, die door de koningin was uitverkoren om het boek te schrijven over haar ouders. In deze omgeving gingen we ons bijna ook een beetje uitverkoren voelen.
Maar intussen bleek uit de ooggetuigenverslagen – die we overigens ook in andere archieven en bibliotheken vonden – de feilbaarheid van de koningen. Ooggetuigen noteerden de dingen die we van de huidige eilandbewoners meestal niet te zien krijgen. Hoe hun gezicht eruitzag als zij boos waren, welke woorden zij gebruikten tijdens een ruzie, hoe ze omgingen met hun kinderen, wat ze zeiden tijdens een toost, hoe ze dansten, et cetera.
Uit brieven van Willem i bleek hoe hij door het stof ging bij Napoleon om na de vlucht uit Nederland ergens, waar dan ook, te mogen regeren. Diplomaten en hoffunctionarissen beschreven zijn heerszucht en zijn koppigheid toen hij in Nederland eenmaal koning was. Bij Willem ii observeerden tijdgenoten zijn wispelturigheid, zijn eigenwijsheid en de drang om de autoriteit van zijn vader te breken. De getuigenissen van diplomaten over de ‘coup’ die hij tegen zijn eigen vader plande, waren daarvan de meest opmerkelijke illustratie. In diverse bronnen werden escapades van Willem ii met mannen beschreven. De notitie van minister van Justitie Van Maanen was een ontdekking. Zijn persoonlijke aantekening dat Willem ii (toen nog prins van Oranje) werd gechanteerd met zijn ‘schandelijke en onnatuurlijke lusten’ schraagt de geruchten over de homo of biseksualiteit van Willem ii. De ‘Ooggetuigen’-serie wil de geschiedenis illustreren, niet schrijven of duiden. Veel van de verslagen die wij selecteerden, waren ook al eerder gepubliceerd. Maar wie anekdotes over de koningen bijeenbrengt, schijnt een bijzondere verantwoordelijkheid te hebben, haast vergelijkbaar met wie publiceert over God.
Toen de dode koningen nog krantenkoppen bleken te genereren als: ‘Willem ii uit de kast’, leidde dat in Huis ten Bosch tot wrevel. De koningin besloot in te grijpen. Dat het manuscript niet werd afgekeurd toen wij het ter inzage gaven, betekende niet dat zij de inhoud ervan toejuichte. Via de rvd liet ze aan het anp weten dat zij vond dat het boek geen recht deed aan haar voorvaderen. Door het koninklijke commentaar werd de belangstelling voor het boek overweldigend, zeker toen enkele dagen later ook premier Balkenende, ministerieel verantwoordelijk, zich in de ‘kwestie’ mengde. Tijdens zijn wekelijkse interview op televisie keek hij zeer ernstig toen hij verklaarde dat ‘er twee schrijfsters zijn geweest’ die in hun boek ‘een wel heel erg negatief beeld’ hebben geschetst van de voorvaders van Beatrix. Hij had een en ander nagevraagd bij de Oranjeschrijver Fred Lammers en die had aan hem bevestigd dat het beeld van de koningen in onze bundel ‘wel heel erg negatief’ was. ‘Iedereen heeft recht op een fair beeld’ van de koningen, aldus de premier.
In een democratisch land hoort de premier niet te beoordelen of een geschiedbeeld juist of onjuist is. Thorbecke bepaalde meer dan een eeuw geleden al dat de regering geen opvatting heeft over ‘kunst en wetenschap’. Geschiedbeelden zijn zelden ‘fair’ voor ‘iedereen’ en het was niet onze bedoeling om met de ooggetuigenverslagen een nieuw beeld te vestigen. Een bloemlezing maken is geen wetenschap bedrijven. Misschien speelde het feit dat wetenschappers zich tot dusverre weinig met de koningen hadden bemoeid, een rol. Van geen van de drie was de afgelopen vijftig jaar een complete biografie verschenen. Dat niemand – waarschijnlijk zelfs de koningin niet – het fijne van de koningen wist, gaf de ooggetuigenverslagen die we selecteerden een ontregelende lading.
De bestaande geschiedliteratuur over de koningen richt zich vooral op hun staatsrechtelijke betekenis en nauwelijks op hun persoonlijke levens. Die worden 150 jaar na hun dood nog altijd met mysterie omkleed. Mogelijk speelt het privékarakter van het Koninklijk Huisarchief daarbij een rol. Of vonden historici het negentiende-eeuwse koningshuis gewoon niet interessant genoeg. Dat is inmiddels veranderd. Scenarioschrijver Ger Beukenkamp liet zich door onze bundel inspireren tot het schrijven van de dramaserie De Troon. De Universiteit Utrecht heeft vorig jaar drie historici de opdracht gegeven om over Willem i, ii en iii biografieën te schrijven. Na de regeringsbemoeienis werd deze bundel een ‘schandaalboek’. ‘Schunnig’ zelfs, volgens een recensent. Woedende Oranjefans bestookten ons met telefoontjes, brieven en e-mails over dit ‘scabreuze’ werk. Anderen snelden juist handenwrijvend naar de boekwinkel, om thuis teleurgesteld te constateren dat de negentiende-eeuwse stukken toch niet de ondermijnende inhoud hadden waar zij op hadden gehoopt. Weer anderen maakten uit de opmerkingen van de koningin op dat kennelijk een poging was ondernomen om een biografisch standaardwerk over de koningen te schrijven. Waarom is hier geen ‘bronnenkritiek’ toegepast? vroeg een recensente zich getergd af. ‘Er staat niets nieuws in,’ mopperde een medewerker van de Rijksvoorlichtingsdienst. We zagen toe hoe de misverstanden zich opstapelden.
Maar door alle ophef hebben de koningen wel de aandacht gekregen die hun toekomt. Want één ding werd uit de ooggetuigenverslagen in ieder geval duidelijk: het feit dat historici, schrijvers en filmmakers hen zo lang hebben verwaarloosd, is niet verdiend. We zijn de ‘eilandbewoners’ iets beter gaan begrijpen. Doordat we even hebben gevoeld hoe het is als zo veel zoeklichten aan gaan, dat alles uit proportie raakt. Als negentiende-eeuws eiland in een moderne samenleving staan de leden van de koninklijke familie boven de normale verhoudingen. Dat heeft zijn charme, maar maakt het presenteren van een ‘fair beeld’ – toch al zoiets lastigs – tot een wel erg zware opgave.
==
Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra
Inleiding
1 ‘Hij zou in alle vroegte moeten opstaan’ – Hoe Willem i de troon veroverde (1795-1815)
==
Met in de hoofdrol:
De laatste stadhouder Willem v, diens echtgenote Wilhelmina van Pruisen en hun zoon prins Willem Frederik, die koning Willem i wordt.
==
1813
==
Over een terugkeer naar Nederland had Willem Frederik van Oranje al vaak gefantaseerd. Maar dat het zó zou zijn, had hij zich niet voorgesteld.
Het leek een droom. Vanaf de boot zag hij dat overal op het strand en de duinen van Scheveningen mensen stonden. Eenmaal aan land, merkte hij dat er aan de rijen van toeschouwers geen einde kwam. Langs de weg naar Den Haag zaten ze in de toppen van de bomen en stonden ze op de daken van de huizen.
Ze riepen dat hij koning moest worden.
Aangekomen in Den Haag, ging hij op het balkon staan van het huis van Leopold van Limburg Stirum, lid van het driemanschap dat zijn terugkeer had voorbereid. Toen hij vanaf daar naar de joelende menigte keek, werd het hem te veel. Hij wendde zijn hoofd af.
Het vreemde was: de mensen die hem zo uitbundig stonden toe te juichen, kenden hem nauwelijks. Het was negentien jaar geleden dat Willem Frederik met zijn familie naar Engeland was gevlucht voor de binnenvallende Fransen. De republiek was geleidelijk aan Frans geworden. En Willem Frederik en zijn gezin waren inmiddels meer Duits en Engels, dan Nederlands. De afgelopen jaren had hij op zijn knieën gelegen voor iedereen die hem weer ergens aan een positie kon helpen. Fransen, Engelsen en Duitsers, allemaal hadden ze hem over de vloer gehad. Willem Frederik had maar één ding gewild: regeren. Ergens, het maakte niet uit waar. Op terugkeer naar de ‘Bataafse Republiek’, zoals zijn vaderland onder het nieuwe bestuur was gaan heten, had hij nauwelijks nog durven hopen. En ook in Holland, dat in 1806 een Franse koning had gekregen, had niemand nog naar terugkeer van de Oranjes durven verlangen. Willem Frederik was zijn eigen weg gegaan. Maar nu hoorde hij de menigte roepen: ‘Willem de Eerste, onze soeverein, de prins moet koning van Holland zijn.’1
==
1795-1813
==
Als hij naar zijn vader had geluisterd, had Willem Frederik die namiddag niet op dat balkon gestaan. Aan hem, de laatste stadhouder van Holland, Willem v, had hij weinig gehad. Willem v onderscheidde zich als bestuurder voornamelijk door zijn vermogen om te wikken en te wegen. En toen hij in 1795 door het Franse leger in een visserspink de zee op werd gejaagd, legde hij zich heel gemakkelijk neer bij een nieuw bestaan als banneling. Zo ging het nu eenmaal met prinsen. Vandaag hebben ze macht, morgen niet meer. Ze dobberen voort op de stroom en hebben hun lot niet in eigen hand.2
Na aankomst in Engeland richtte de gevluchte stadhouder zich tevreden op zijn hobby, de jacht. Voor zijn zoon, Willem Frederik, grootgebracht met de boodschap dat het zijn bestemming was om stadhouder te worden, voelde dat als verraad. Zo makkelijk gooi je met bloed, zweet en tranen verworven erfelijke rechten toch niet overboord? Als tweeëntwintigjarige had hij moeten aanzien hoe zijn vader bij het naderen van de Franse troepen in Holland alle hoop had opgegeven. ‘Maar ik ben er toch ook nog! En ik heb ook nog een zoon,’3 had Willem Frederik geroepen. Het maakte geen indruk op zijn vader.
Gelukkig had Willem Frederik ook nog een moeder. En zij, Wilhelmina van Pruisen, was uit ander hout gesneden. Zij geloofde niet zo in die lotsbestemming. Meer in: dat wat goedschiks niet lukt, kwaadschiks een kans maakt. Haar kordate manier van opereren viel op. Toen haar man nog stadhouder was, had de koning van Frankrijk al eens gevraagd of zij diens leidersrol in de republiek niet zou kunnen overnemen. Formeel weigerde ze dat, maar in de praktijk nam zij met enige regelmaat het roer over. In 1787, vóór de vlucht uit Nederland, bestelde ze soldaten bij haar broer, de Pruisische koning Frederik Willem ii, omdat antiorangistische patriotten haar bij Goejanverwellesluis beletten door te reizen naar Den Haag. Maar de inval van de Franse legers van Napoleon, acht jaar later, kon ook zij niet verhinderen.
Wilhelmina had zich meer van het leven voorgesteld dan in ballingschap voor het raam te zitten naast haar beschouwende echtgenoot. Ze zag al snel in dat ze zich voor het verwezenlijken van haar ambities beter kon richten op haar oudste zoon, Willem Frederik.4 In haar pogingen om de familie waarin zij in 1767 was getrouwd niet aan lager wal te laten raken, werd hij haar voornaamste gereedschap. De opvoeding die zij hem had gegeven, was gericht op een grootse toekomst. Vellen had Wilhelmina volgeschreven over wat haar opgroeiende zoon allemaal wel of niet moest en mocht. Meer nog dan een pedagogische handleiding, was het een aanvalsplan. Een plan dat zij niet zomaar wilde loslaten, nu het even tegenzat. Willem Frederik moest worden wat zijn vader nooit was geweest.
En hij stelde zijn moeder niet teleur. Toen Willem Frederik op 30 maart 1814, negentien jaar na de vlucht naar Engeland, in de Nieuwe Kerk van Amsterdam werd ingehuldigd als soeverein vorst van wat inmiddels Nederland heette, zat Wilhelmina huilend van ontroering op haar stoel.
De familie telde weer mee.
==
1772-1795
==
Willem Frederik was de zoveelste ‘come back kid’ uit het Huis van Oranje. Sinds de zestiende eeuw hadden zijn voorvaders met vallen en opstaan een leidende rol vervuld in de Nederlanden, meestal door de functie van stadhouder te bekleden.5
Zijn prinsentitel dankte Willem Frederik aan het prinsdom Orange dat ooit familiebezit was. Maar verder hadden de leden van zijn familie hun vooraanstaande posities in de Lage Landen door de eeuwen heen vooral te danken aan het – steeds weer – sluiten van de juiste coalities op het juiste moment.
Willem Frederik, geboren in 1772, werd volwassen toen de Franse Revolutie begon, de omwenteling die in heel Europa de regerende elites van de kaart veegde. In de zomer van 1789, een maand voor zijn achttiende verjaardag, bestormde het Franse volk de Bastille in Parijs. De boodschap van die schokkende gebeurtenis was dat niet één koning, maar het volk de macht moet hebben, dat alle mensen gelijk zijn en dat de een door geboorte niet belangrijker is dan de ander.
Terwijl de revolutionairen in Frankrijk de macht overnamen, probeerden de Franse koning Lodewijk xvi en zijn vrouw Marie Antoinette met hun kinderen naar het buitenland te vluchten. Maar ze werden tegengehouden en opgesloten in een toren. Hun bedienden wisten te voorkomen dat de afgehakte hoofden van hun adellijke vrienden op stokken gespietst voor het raam verschenen. Zij sloten kies de gordijnen.6 Maar Lodewijk xvi en Marie Antoinette begrepen wel dat het afgelopen was met de rechten die zij altijd aan hun geboorte hadden ontleend. In 1793 werden zij ook onthoofd. Hun oudste zoon, net als Willem Frederik van Oranje voorbestemd om zijn vader op te volgen, stierf een paar jaar later in een cel, tien jaar oud.
De taferelen in Frankrijk maakten de jonge Willem Frederik onzeker. Zijn vader, Willem v, moest niets van de Franse gelijkheidsidealen hebben. En hij leerde zijn oudste zoon ook om die ideeën te wantrouwen. In huize Van Oranje werd afkomst beschouwd als een prima criterium voor het aanwijzen van bestuurders, beter in ieder geval dan dat van de stem van het volk. Zeventien jaar oud was Willem Frederik, toen hij onder leiding van zijn privéleraar, de rechtsgeleerde Herman Tollius, in een opstel uiteenzette waarom een ‘volksregering’ tot niets anders zou leiden dan tot ‘harde slavernij’. In democratische regeringen, schreef de prins van Oranje, maken gekozen leiders ‘zich meester van de gedachten van het volk’, om zich vervolgens te ontpoppen tot ‘tiran’.
Willem Frederiks vader had in Holland geen absolute macht, zoals de Bourbons in Frankrijk. Hij was ‘maar’ stadhouder en Holland was op het moment dat in Frankrijk de revolutie uitbrak, geen koninkrijk maar een republiek. Een bundeling van zeven zelfstandige gewesten waar een elite van rijke kooplieden de dienst uitmaakte. Met die elite moest stadhouder Willem v de macht delen. Hij kon de gewesten niet zijn wil opleggen. Hij was eerder iemand die de boel een beetje bij elkaar hield, wat voor de altijd twijfelende Willem v trouwens nog een hele opgave was. Toch was hij het mikpunt van de groep Hollanders die, net als de revolutionairen in Frankrijk, in de republiek meer democratie nastreefde. Deze patriotten kregen na de nederlaag in de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) de wind in de rug, want stadhouder Willem v werd voor die nederlaag verantwoordelijk gehouden.7 Hij leek ook te zeer op een koning om aan de antimonarchistische stemming in Europa te ontkomen. Zijn functie in de republiek was erfelijk, hij woonde in een paleis met wachten in uniform voor de poort en hij had een hofhouding, inclusief twee zwarte bedienden. Bruiloften en begrafenissen van het Huis van Oranje werden mede op kosten van de staat gehouden. De familie was door huwelijken ook lid van de internationale ‘clan’ die op grond van geboorte in Europa de dienst uitmaakte. Willem Frederiks vader was bijvoorbeeld getrouwd met Wilhelmina van Pruisen, wier broer sinds 1786 koning van Pruisen was. Zijn grootmoeder was de Engelse koningsdochter Anna van Hannover en zelf trouwde hij in 1790 ook weer met een prinses, een dochter van de Pruisische koning. In 1792 kreeg Willem Frederik een zoon, die ook weer Willem werd genoemd, in de overtuiging dat deze baby ooit stadhouder Willem vii zou worden. Maar in 1795 werd die planning verstoord door de eerdergenoemde inval van Franse revolutionaire legers. Gesteund door uitgeweken patriotten stormden zij Nederland binnen. Als de Oranjes hun hoofden niet wilden verliezen, zoals het Franse koninklijke paar, moesten ze op de vlucht. Op 8 januari 1795 brachten een paar Oranjegezinde vissers het stadhoudersgezin naar Engeland. Met de eerste boot vertrokken de moeder, de vrouw, en het jonge kind van Willem Frederik. In de tweede boot zat Willem Frederik zelf, met zijn vader, Willem v.
==
1795-1809
==
Verdreven en berooid begon Willem Frederik in Engeland plannen voor de toekomst te maken. Met zijn moeder, want zijn vader was opgelucht van de bestuurlijke sores te zijn bevrijd. Het was nu toch wel duidelijk dat Willem Frederiks geboorte alleen niet meer genoeg was. Hij moest iets doén. Het liefst wilde hij naar Nederland terug, maar een mislukte Brits-Russische landing in de kop van Noord-Holland in 1799 boorde die hoop de grond in. Daarna vond hij een ander land ook goed. Om zo’n land te bemachtigen, moest hij wel een sterke uitvalsbasis hebben. Engeland was te anti-Frans in een wereld waar de Fransen inmiddels toch de dienst uitmaakten. Wie iets wilde bereiken, moest zich voegen naar de omstandigheden. De koning van Pruisen had dat ook ingezien; hij had zich inmiddels uit de anti-Napoleoncoalitie teruggetrokken. Dus leek het verstandiger om vanuit Pruisen te opereren. Willem Frederik en zijn gezin zouden daar met open armen worden ontvangen. De Pruisische koning was immers naaste familie, zowel via Willem Frederiks moeder als via zijn vrouw.
Willem Frederik keerde Engeland de rug toe en ging zijn geluk zoeken in Berlijn. Vanuit het Pruisische hof zette hij een volgende stap. Hij zocht beleefd contact met de Franse overwinnaar, Napoleon Bonaparte, die sinds 1799 de ‘Eerste Consul’ was van het nieuwe Frankrijk. Zijn vader kon het niet geloven. Je ging toch niet in gesprek met die Franse koningsmoordenaars? Je onderhandelde toch niet met zo’n parvenu, een omhooggevallen zoon van een advocaat uit Corsica, die door een beetje handig manoeuvreren met zijn legers pretenties had gekregen? De vader scheen niet te begrijpen dat er nieuwe tijden waren aangebroken, waarin rechten door geboorte nu eenmaal minder vanzelfsprekend waren. De zoon zag dat wel. Napoleon was inderdaad een nieuwkomer op het Europese toneel. Maar ja, redeneerde Willem Frederik: ‘wat was dan onze eigen voorvader, Willem de Eerste, anders dan een rebel?’8 Soms moest de voorzienigheid een handje worden geholpen.
Napoleon was niet erg onder de indruk van Willem Frederiks toenaderingspogingen. Hij maakte hem meteen duidelijk dat hij terugkeer naar Holland hoe dan ook kon vergeten. Maar hij wierp hem uiteindelijk toch een kluif toe. In ruil voor afstand van het stadhouderschap en de daarbij behorende Nederlandse domeinen, kreeg Willem Frederik in 1802 een paar gebieden in Midden-Duitsland, waarvan het belangrijkste het bisschoppelijke Fulda was.9 Alles bij elkaar mocht hij over 110.000 nieuwe onderdanen heersen. Een fractie van de twee miljoen die hij in Nederland zou hebben gehad, maar hij was er dolgelukkig mee. Eindelijk echt regeren! Als vorst en vorstin traden Willem Frederik en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen toe tot het Duitse keizerrijk. De verloren band met Holland deed opeens een stuk minder pijn.
Het was van de buitenkant bezien inmiddels de vraag wat er eigenlijk nog Hollands was aan Willem Frederik en zijn familie. Bijna alles had hij te danken aan de koning van Pruisen, wiens bescherming de onderhandelingen met Napoleon mogelijk had gemaakt. Zonder zijn Pruisische moeder en vrouw was Willem Frederik nergens. En aan Holland had hij niets meer. Ook zijn vader en moeder kwamen het kanaal over; zij vestigden zich in het Slot Oranienstein in Diez. Hun dochter, Louise, woonde sinds haar huwelijk ook al in het Duitse rijk. De kinderen van Willem Frederik – inmiddels twee zoons en een dochter – groeiden op aan het Pruisische hof, als Duitse prins(ess)en. Ze spraken geen Nederlands, maar Duits en Engels en de familie schreef elkaar in het Frans, de gangbare hoftaal. Alleen aan de letterlijke manier waarop zij Nederlandse uitdrukkingen vertaalden in het Frans was te merken dat het hart nog Nederlands klopte. Over een herstellende zieke schreven ze bijvoorbeeld dat hij ‘de nouveau sur la jambe’ was.10
Hoezeer de herinnering aan het vaderland was weggevaagd, bleek in 1804. Toen probeerde Willem Frederik met de hulp van de Franse staatsman Talleyrand, Nederland een enorme som geld afhandig te maken. Hij vond dat hij recht had op compensatie voor zijn verloren goederen en positie. Napoleon stak er op het laatste moment een stokje voor, maar de toon was er wel door gezet. Het was duidelijk dat populariteit in Holland voor Willem Frederik geen prioriteit meer had en dat zijn ambitie om daar ooit terug te keren, op een laag pitje stond. Hij richtte zich voortaan op Fulda. Zoals zijn moeder zijn jeugd had bestierd, zo bestierde Willem Frederik zijn nieuwe staatje. Met een portret van zijn oudoom, de Pruisische vorst Frederik de Grote, in zijn werkkamer. In Fulda kon Willem Frederik de vorst spelen die hij altijd had willen zijn. Hij sliep maar een paar uur per nacht, om zich met alles te kunnen bemoeien.
Maar na vier jaar regeren, raakte hij zijn nieuwe land weer kwijt. Door zijn eigen schuld. In 1806 bereidde de koning van Pruisen, Frederik Willem iii, samen met Rusland een aanval voor op Napoleon. Die had, nadat hij de Oostenrijkse keizer bij Austerlitz had verslagen, in het Duitse gebied steeds meer macht gekregen. Willem Frederik besloot mee te doen met zijn Pruisische schoonfamilie. Hij gokte verkeerd: Pruisen leed bij de slag van Jena een verpletterende nederlaag, en Napoleon pakte Willem Frederik Fulda weer af, als straf voor zijn ‘collaboratie’.
Als Willem Frederik niet helemaal buitenspel wilde komen te staan, zoals zijn vader, zat er maar één ding op: weer op de knieën bij Napoleon. Dus schreef hij hem een brief, waarin hij jammerde dat hij niet de baas over zijn eigen persoon was toen hij de wapens tegen hem had opgenomen; hij had geen keus gehad, de koninklijke familie van Pruisen was nu eenmaal zijn schoonfamilie. Mocht hij het goedmaken? Hij ondertekende met ‘Uw zeer nederige en zeer gehoorzame dienaar, prins Willem van Oranje’.11 Maar Napoleon had het wel gehad met de prins zonder land. Hij schreef honend terug dat hij liever iemand in Fulda had zitten die zichzelf wel de baas was. De volgende brieven van Willem Frederik liet hij onbeantwoord. Ook toen Willem Frederik in 1806 de dood van zijn toen nog enige dochter, de zesjarige Pauline, aangreep om opnieuw in de pen te klimmen. Kon Napoleon, nu zijn familie door zulk groot verdriet was getroffen, echt niet iets doen? Er kwam geen reactie. De vernedering was groot, vooral omdat de koning van Pruisen door Willem Frederiks aanschurken tegen Napoleon inmiddels ook niets meer met hem te maken wilde hebben. In het najaar van 1807 gaf Willem Frederik het smeken op en vroeg hij of Napoleon dan tenminste zo vriendelijk wilde zijn om hem zijn wijn, zijn wapens en zijn meubels terug te geven. Nu hij nergens meer vrienden leek te hebben, droop hij af naar de familielandgoederen in Posen en Silezië, zijn enige grote bezit. Daar restte hem niets dan zich verder te specialiseren in iets wat hij in Fulda ook al had gedaan: administreren. ‘Een leven als schaapsherder lijkt misschien idyllisch,’ schreef hij cynisch aan zijn zuster Louise, ‘maar is dat niet, als je een naam hebt hoog te houden.’12
Die naam, Van Oranje, dreigde in de anonimiteit te verdwijnen. Toen in 1806 Willem Frederiks vader, de oude stadhouder Willem v, overleed, ging dat in Holland haast onopgemerkt voorbij. Daar gebeurde dat jaar iets belangrijkers: Holland kreeg voor het eerst een koning. Een Franse. Terwijl Willem Frederik de verantwoordelijkheid droeg over een kudde schapen, liet Napoleon zijn broer Lodewijk Napoleon de Hollandse troon beklimmen. Als onderdeel van zijn strategie om overal in Europa satellietkoningen neer te zetten. De nieuwe koning deed zijn best om Hollands te spreken, en noemde zich zodoende ‘konijn van Holland’. Bijna alle aanzienlijke inwoners stelden zich gehoorzaam op tegenover deze sympathieke Fransman. Voor Willem Frederik zag de toekomst in Holland er somber uit.
Maar voor een leven als schaapsherder was Willem Frederik niet in de wieg gelegd, vond ook degene die aan die wieg had gestaan: zijn moeder Wilhelmina van Pruisen. In 1807 drong zij aan op een nieuwe ommezwaai van haar zoon, de zoveelste in twaalf jaar tijd. Hij moest zijn kaarten zetten op Engeland. Dáár gebeurde het. De Engelsen wilden samen met Oostenrijk Napoleon verdrijven. Als zij daarin zouden slagen, zouden zij de Oranjes vooruit kunnen helpen. Zelf zag Willem Frederik inmiddels ook hoe onverstandig het destijds was geweest om Engeland, de aartsvijand van het revolutionaire Frankrijk, de rug toe te keren. Zoals meestal, luisterde hij naar zijn moeder. Alleen vond hij het moment nog niet rijp om zelf naar Engeland te reizen, zo vlak na zijn geflirt met de verkeerde partij. Hij besloot een ‘postiljon d’amour’ te sturen: zijn charmante oudste zoon, prins Willem, inmiddels zeventien jaar oud. Hij kon gaan studeren in Oxford. Niet echt natuurlijk, hij zou er geen tentamens hoeven doen zoals de andere studenten. Maar hij zou er zíjn, en hij zou worden voorgesteld in de hoogste kringen, als ambassadeur van de Oranjes zonder land. Bij Willem Frederik en zijn moeder rijpte zelfs nog een ander plan: wie weet zou prins Willem zich kunnen verloven met Charlotte van Wales, de kleindochter van de Engelse prins-regent. Als de Engelse plannen tegen Napoleon zouden slagen, zouden de Oranjes zo’n slechte partij nog niet zijn.
==
1809-1813
==
Na de militaire academie in Berlijn te hebben afgerond, vertrok de oudste zoon van Willem Frederik, prins Willem, in 1809 naar Oxford. Meer Duitser dan Hollander en de Angelsaksische cultuur volkomen vreemd, zat hij niet op die emigratie te wachten. Maar in zijn leven was het nu eenmaal zo dat hij moest doen wat zijn vader zei. Als ver familielid van de Engelse prins-regent George iv – zijn overgrootmoeder was de Engelse koningsdochter Anna van Hannover – werd de jonge Willem vriendelijk ontvangen aan het Britse hof. De Britse elite nodigde hem uit voor partijen en diners. Maar dat betekende niet dat zijn familie in Europa ook voor vol werd aangezien. Toen het Engelse leger in datzelfde jaar, 1809, een poging deed om Napoleon via Nederland aan te vallen, werd dat pijnlijk duidelijk. Niemand kwam zelfs maar op het idee om de Oranjes bij dat offensief te betrekken. Willem Frederik schreef dat hij ‘zijn aanspraken op een herstel in Nederland behouden had’, maar geloofde zelf nauwelijks in wat hij op papier zette.13 In 1810 raakte Nederland ook zijn eigen koning Lodewijk kwijt en lijfde Napoleon het land in bij Frankrijk. Maar Willem Frederik begon steeds meer de hoop te koesteren dat er in Holland voor hem toch een toekomst was. Met de hem kenmerkende vasthoudendheid wurmde hij zich het politieke spel binnen. De ontwikkelingen op het slagveld hielpen hem daarbij. Napoleon ondernam in 1812 een veldtocht tegen Rusland, die succesvol begon maar desastreus eindigde. Napoleons vijanden, Rusland, Oostenrijk, Engeland en Pruisen, sloten zich daarna aaneen en dreven de Franse legers steeds verder Europa uit. Terwijl een overwinning dichterbij kwam, overlegden de Russische tsaar, de Oostenrijkse keizer, de Britse prins-regent en de Pruisische koning over de vraag hoe Europa er daarna uit moest gaan zien. Ze wilden in heel Europa sterke monarchieën vestigen om te voorkomen dat er in de toekomst weer een zoon van een advocaat zou opstaan die zichzelf tot keizer zou gaan kronen. Echte koningen moesten er komen, wier families ‘recht’ hadden om een kroon te dragen, net als zijzelf. En wie stond er te trappelen om in Holland deze last op zich te nemen? Willem Frederik. Zijn hoop op terugkeer naar Holland had gesluimerd, maar was nooit verdwenen. En als erfelijke stadhouder, prins en nazaat van Willem de Zwijger, was hij een goede, ‘legitieme’ kandidaat. De Engelsen begonnen dat zo langzamerhand wel in te zien.
Maar tot Willem Frederiks verontwaardiging ontdekten de Engelsen ook de kwaliteiten van zijn oudste zoon, prins Willem. Terwijl zijn vader in Duitsland brieven had zitten schrijven, had hij in Engeland feesten en partijen bezocht. Zo had hij zich populair gemaakt in de Engelse society, die hem veel beter beviel dan hij aanvankelijk had gedacht. De jonge prins Willem was buigzamer, jonger en charmanter dan zijn vader, die de reputatie had stug en onwrikbaar te zijn. En hij was nog dapper ook. De beroemde Engelse generaal Wellington, die hem meenam op veldtocht in Spanje, had niets dan lof voor zijn heldenmoed.14 Voor vader Willem Frederik was dat des te wranger, omdat hij zelf nooit enige erkenning had gekregen voor zijn vergeefse pogingen om in 1795 de Fransen tegen te houden. Willem Frederiks plan om zijn zoon als hartenveroveraar vooruit te sturen, dreigde wat al te voortvarend te verlopen. ‘De zoon is veel populairder in Holland,’ schreef de minister van Oorlog Bathurst in april 1813 aan Wellington. ‘Als enige actie moet worden ondernomen, is hij de persoon om daarheen te gaan, in plaats van zijn vader.’15 Voor het eerst zag Willem Frederik zijn zoon als rivaal. Het zou niet voor het laatst zijn. Hij voelde geen vaderlijke trots, wel afgunst. Zagen ze in Engeland dan niet dat zijn zoon – hoe charmant ook – volledig onberekenbaar was? Zagen ze niet dat hij, Willem Frederik, met zijn behoedzame, planmatige aanpak veel geschikter was om Holland te besturen dan zijn impulsieve zoon?
Wellington kwam uiteindelijk inderdaad tot dat inzicht. Prins Willem miste voor het besturen van een land toch wel essentiële eigenschappen, schreef hij in mei 1813 aan de minister van Oorlog. Hij was zo onzeker en onervaren, dat er op bestuurlijk vlak ‘niet veel van hem te verwachten’ zou zijn, aldus de generaal.16 Willem Frederik kon weer rustig slapen.
In 1813 leed Napoleon zijn grote nederlaag bij Leipzig. De overwinning van de geallieerden naderde. Willem Frederik achtte het moment rijp om nu zelf naar Engeland af te reizen. Zijn moeder adviseerde hem niet te hoog van de toren te blazen, maar zich nederig aan te bieden als instrument van de Engelsen.17 Dat deed hij. Voorzichtig vroeg hij aan de minister van Buitenlandse Zaken, Castlereagh of hij straks, als Napoleon verdreven zou zijn, in Nederland de regering zou mogen aanvaarden. De Engelsen zeiden geen ja en geen nee. Terwijl bevrijdingstroepen Napoleons legers verder terugdrongen, wachtte Willem Frederik af. Innerlijk ongeduldig maar uiterlijk beheerst.
Aan het eind van het jaar waren de Fransen in Nederland weliswaar nog steeds de baas, maar niet lang meer, dat voelde iedereen. Ook de Hollanders zelf. Wat moest er gebeuren als ze straks weg waren? Een van de weinigen die tijdens het Franse bewind altijd waren blijven geloven dat Oranje terug zou komen, was de vroegere regent Gijsbert Karel van Hogendorp. Hij voelde dat zijn moment daar was. Opeens vond hij gehoor voor zijn oude stokpaardje: terugkeer van de Oranjes. Andere oud-regenten zagen ook in dat de kans om Oranje terug te krijgen, nu voor het grijpen lag. En alles was beter dan door de grote mogendheden iemand in de maag gesplitst te krijgen. Nu Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Engeland de koers bepaalden, was de terugkomst van Oranje de enige kans op ‘eigen’ bestuur in Holland. Geen enkele andere Hollandse familie zou als oppergezag geloofwaardig zijn.
De samenzwerende Hollandse elite ging op 17 november 1813 tot actie over. Die dag riepen Van Hogendorp, Frans Adam graaf Van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum, in het openbaar een nieuwe regering uit. Namens het volk riepen zij de prins van Oranje uit tot hoofd van die regering. Graaf Van Limburg Stirum en anderen trokken met oranjekokardes [versierselen] in de hand door Den Haag. Het was een gok, het had fout kunnen lopen, maar het volk bleek enthousiast. Het ‘toverwoord Oranje’ werkte nog. De Nederlanders hadden zich weliswaar makkelijk aan de Fransen aangepast, maar nu die aanstalten maakten om hun boeltje te pakken, kwam het enthousiasme voor Oranje als een duveltje uit een doosje weer tevoorschijn. De Hollanders herinnerden zich dat hun land al eens eerder door een Oranjeprins was gered van buitenlandse overheersing. Van de oude tegenstelling tussen Oranjegezinden en patriotten was nog maar weinig te merken. Leven met een Franse koning en daarna keizer was gewoon een kwestie van aanpassen geweest.18 In een emotionele wave werden overal oranje vlaggen uitgestoken. Geïmponeerd door de plotselinge massale Oranjeliefde van de Hollanders gaf de Franse generaal in Den Haag zich zonder vechten over. Overal in de stad zag je vluchtende Franse soldaten. ‘Nu hebben wij het in handen,’ riep Van Limburg Stirum. ‘Nu is het onze tijd.’ Met een oranjekokarde op zijn hoed paradeerde hij door de straten van Den Haag. Een Hollandse delegatie reisde met een brief van Van Hogendorp af naar Engeland om Willem Frederik naar Holland terug te halen.
Op het moment dat zijn droom leek te gaan uitkomen, liet Willem Frederik zien dat de jaren van ballingschap hem gewiekst hadden gemaakt. Hoewel hij niets liever wilde dan terugkeren naar Holland, reageerde hij lauw op het verzoek om het bestuur daar in handen te nemen. Hij liet zich smeken, zoals hij de afgelopen jaren zelf zo vaak bij anderen had gesmeekt. Hij beweerde dat hij niet naar Holland wilde komen, omdat hij ‘niet boven de mensen verheven’ wilde zijn.19 Dat was opmerkelijk voor iemand die zich jarenlang het vuur uit de sloffen had gelopen om ergens chef te worden. Hij meende het ook niet, hij was aan het onderhandelen. Nu de Hollanders hun wens voor de Oranjes uitspraken, ging Willem Frederik zijn huid duur verkopen. Bovendien deed hij niets zonder toestemming van de Engelsen, zonder wie hij – dat zag hij inmiddels wel in – nergens was. Dus legde hij het verzoek eerst voor aan de Britse minister van Buitenlandse Zaken, in de stille overtuiging dat die gunstig zou beslissen. Inderdaad mocht hij van de Engelsen meteen naar Holland afreizen. Op 30 november 1813 kwam prins Willem Frederik in Scheveningen aan, ongeveer op dezelfde plek waar hij negentien jaar eerder was vertrokken. Daar werd hij overrompeld. Het land waar hij ooit uit was verjaagd, was een warm Oranjebad geworden.
==
1813-1815
==
Maar dit was niet het moment om zich door ontroering van zijn stuk te laten brengen. Nu Willem Frederik eindelijk leek te gaan krijgen waar hij al die jaren voor had gevochten, moest hij zijn hoofd erbij houden. Vooruitdenken. In deze situatie kon iedere stap een verkeerde zijn. Van de Hollanders wist Willem Frederik één ding: ze hielden niet van machthebbers. Dus was het belangrijk dat hij zich bescheiden opstelde. Wie bescheidenheid wist uit te stralen, kon in Holland veel bereiken. Willem Frederik voelde dat als hij weinig zou vragen, hij veel zou kunnen krijgen. Wat dat betreft had hij met zijn geboorte toch een streepje voor: zijn familie had eeuwenlange ervaring met de complexe verhouding die Hollanders hadden met hun bestuurders. Zijn vader Willem v had de volksmentaliteit in 1799 als volgt beschreven: ‘Ze laten zich nog eerder despotisch regeren door de invloed van een stadhouder, dan dat ze hem soevereine rechten geven.’20 Met deze wijsheid in het achterhoofd, raakte Willem i in de eerste maanden van 1814 met het Nederlandse volk verwikkeld in een ‘strijd in edelmoedigheid over wie de minste macht zal krijgen’, zoals zijn zuster Louise het formuleerde. Terwijl het volk riep dat hij koning moest worden, wilde Willem Frederik zichzelf aanvankelijk alleen maar ‘soeverein’ noemen. Voor hij aan de wens van het volk kon voldoen, wilde hij dat er een grondwet kwam, een contract tussen volk en vorst, als bewijs van zijn nederigheid en waarborg tegen machtsmisbruik.21 Dat was precies de juiste toon. Vanaf nu ging alles vanzelf. Het paleis op de Dam, dat door Lodewijk Napoleon als koninklijk paleis was gebruikt toen hij Amsterdam in 1806 tot hoofdstad maakte, werd Willem i cadeau gedaan door het stadsbestuur. Omdat, zo schreef zijn zuster Louise, iedereen ‘zo blij was de familie op de een of andere manier binnen de muren’ te hebben. Op het inkomen van de vorst werd ook niet beknibbeld: een twintigste van het nationale budget werd hem toegezegd. Volgens sommigen, onder wie Van Hogendorp, was dat wel erg veel. Zo ging het ook met Willem Frederiks macht. Om die legitiem te maken, liet hij zeshonderd notabelen stemmen over de door Van Hogendorp c.s. geschreven grondwet. Daarna gaf hij alle gezinshoofden (veroordeelden en bankbreukigen uitgezonderd) de gelegenheid om in een register een oordeel te geven over de samenstelling van deze grote vergadering van notabelen. ‘Ja’, ‘nee’ of ‘idioot’ mochten ze achter de namen invullen.22 Het plan verliep precies zoals Willem Frederik het had uitgestippeld. De overgrote meerderheid van notabelen én volk, onder de indruk van zijn ongehoord democratische aanpak, was het onmiddellijk eens met alles wat de soeverein voorstelde. De vergadering werd goedgekeurd, de nieuwe grondwet werd aangenomen. Willem Frederik kon voort. En de Nederlanders legden zich, in de woorden van de historicus Johan Huizinga, ‘rustig te slapen onder de oranjeboom’.
Achter de schermen bleek algauw dat Willem Frederik helemaal niet zo democratisch was. Hij wilde regeren zoals hij in Fulda had geregeerd, het land dat zijn ‘vorstelijke leerschool’ was geweest.23 Het hele landsbestuur wilde hij beheersen, tot in de kleinste details. De totalitaire macht van zowel zijn Pruisische zwager als zijn Franse kwelgeest Napoleon was voor hem een bron van inspiratie geweest. En Lodewijk Napoleon, de vorige koning van Holland, die tot 1810 had geregeerd, had het bestuurlijke voorwerk gedaan door in de vroegere republiek een centraal koninklijk gezag te vestigen.
Vanaf het begin hield Willem Frederik personen die zijn ambitie in de weg zouden kunnen staan, op afstand. Daaronder viel bijvoorbeeld de architect van zijn terugkeer: Gijsbert Karel van Hogendorp. Toen de prins nog in Engeland zat, had Van Hogendorp in stilte gewerkt aan een grondwet die het fundament moest gaan vormen voor het nieuwe Oranjebestuur. Juist omdat Willem Frederik veel aan Van Hogendorp te danken had, leek het hem verstandig deze oude regent niet te veel eer te geven. Van Hogendorp moest zich niet verbeelden dat Willem Frederik hem nodig had. Dat had hij al meteen duidelijk gemaakt op de dag van zijn landing in Scheveningen. Hij was toen niet onmiddellijk naar Van Hogendorps woning gesneld om hem te bedanken voor zijn inspanningen. Hij had de trouwe Oranjeaanhanger, door jicht aan huis gekluisterd, laten wachten. Tot diens groeiende verontwaardiging. Pas tegen de avond had Willem Frederik bij Van Hogendorp aangeklopt. Beleefd, niet hartelijk. Hij was zijn weldoener niet in de armen gevlogen, hij had zelfs zijn hand niet naar hem uitgestoken, maar hem de hand pas geschud toen Van Hogendorp de zijne nadrukkelijk uitstak. Toen Willem Frederik een paar maanden later werd ingehuldigd als soeverein vorst, wist hij Van Hogendorp ook weer op afstand te houden. De gehandicapte Van Hogendorp vroeg de prins of hij de nacht voor de inhuldiging in het paleis op de Dam – het cadeau van het volk aan de prins – mocht overnachten, dat zou het voor hem een stuk gemakkelijker maken. Helaas, antwoordde Willem Frederik: dat ging niet. Van Hogendorp vertikte het vervolgens om een hotel te nemen. Dus, op de dag dat Willem Frederik als vorst werd beëdigd, huilden ‘grijsaards’ tranen van blijdschap, maar zat Van Hogendorp thuis.24 In de loop van de volgende jaren betreurde hij het steeds meer dat hij Willem Frederiks terugkomst had bepleit.
De nieuwe vorst richtte zijn bestuur zo in, dat hij en hij alleen het voor het zeggen had. Daarin werd hij gesteund door de grote mogendheden die een zo sterk mogelijk monarchaal gezag in Nederland wilden. De herinnering aan de zwakke stadhouder Willem v lag nog vers in het geheugen. Pruisen had door diens geschipper in het verleden veel werk gehad aan Holland. ‘Hoe beperkter en zwakker dit gezag is, des te meer moeten wij iedere keer te hulp schieten,’ hield de ambassadeur van dat land zijn thuisfront voor. Ook de Engelsen vonden dat de nieuwe soeverein een sterke uitvoerende macht moest krijgen en de Russische tsaar kon zich bij een vorst überhaupt niets anders voorstellen dan iemand met een ijzeren vuist.
Willem Frederik had de wind in de zeilen. Voor zijn bestuur had hij alleen nog personen nodig die konden helpen om de dingen die hij bedacht, in beweging te brengen. En die waren er. De emotie over de terugkomst van ‘vader’ Willem voedde het besef dat God de Oranjes had voorbestemd om Nederland te regeren. Jonge intellectuelen verlangden zelfs terug naar de tijd van vóór de Franse Revolutie, toen geboorterecht belangrijker werd gevonden dan maatschappelijke verdragen.25 ‘Eerbiedigen wij onze vorst, niet alsof zijn macht van ons, maar omdat zij van de hemel is,’ schreef Isaac da Costa.26 Van Hogendorp dacht daar anders over. Hij was een groot liefhebber van het Oranjehuis, maar geloofde toch meer in zijn grondwet dan in de goddelijke bevoegdheden van Willem Frederik. Die liet hem de grondwet weliswaar uitwerken, en gaf hem in de nieuwe regering de ministerspost van Buitenlandse Zaken, maar maande hem verder om zijn mond te houden. Zodra Van Hogendorp openlijk kritiek had op Willem Frederiks beleid, werd hij diens regering uit gewerkt. Later, in 1819, nam koning Willem i, zoals Willem Frederik vanaf 1815 heette, Van Hogendorp ook de eretitel ‘minister van Staat’ af.27
Willem i deed het liefst alles zelf. Volgens de grondwet moesten wetten worden gemaakt in overleg met het parlement. Maar besluiten kon de koning zelf nemen. Dus deed hij dat. Zijn parlement stelde hij zelf samen, zoals hij ook zijn ministers zelf koos en benoemde. Die ministers zag hij als veredelde ambtenaren.
Toch doet het beeld van ‘despoot’ dat van Willem i vaak is geschilderd, hem geen recht.28 Persoonlijk woog de verantwoordelijkheid van het koningschap, calvinist als Willem i was, hem zwaar. Hij wilde voor Nederland de vader zijn die hij zelf had gemist: de sterke man die zijn kinderen beschermt. Vlak na zijn terugkomst zei Willem Frederik letterlijk dat hij tijdens zijn afwezigheid van het Nederlandse volk was blijven houden, als ‘een vader te midden van zijn huisgezin’.29 Die functieopvatting schepte verplichtingen. Willem i wilde weliswaar alléén besturen, maar niet zonder zich te interesseren voor wat het algemeen belang van hem vorderde. Niet vorstelijke willekeur, maar politieke afweging kenmerkte zijn beleid.30 Iedere woensdagmorgen hield hij audiëntie in zijn paleis. Al zijn onderdanen, rijk of arm, mochten hem dan komen vertellen wat zij op hun lever hadden. Misschien vergat hij alles daarna ook meteen weer, maar veel mensen voelden zich geholpen door zijn aandacht. De vaderlijke benadering van Willem i was in het begin succesvol. Bij impopulaire overheidsmaatregelen gaf het volk de ministers de schuld. De koning werd vrijgepleit, die zou er vast niets van geweten hebben. Hij zou ‘als een vader in vele grieven zijn kinderen voorzien en die wegnemen, als ze hem bekend waren’.31
Het gewone volk mocht vaker in het paleis komen dan het had gedacht, maar de elite juist minder vaak. Willem i maakte van zijn hof geen stralend societycentrum waar bevoorrechten konden komen drinken en dansen, zoals zijn buitenlandse collega’s wel deden. Willem Frederik noch zijn vrouw Wilhelmina waren feestneuzen. Ze vonden alles ook al snel te duur. Engelse hoge gasten vonden de sobere ontvangsten in Den Haag vaak teleurstellend. Maar voor veel Hollanders was het een geruststelling dat hun koning zuinig aan deed.
==
2 ‘Ik word zo gekweld dat mijn hoofd het niet meer doet’ – Een goed huwelijk voor de prins van Oranje (1814-1816)
==
Met in de hoofdrol:
Koning Willem i, kroonprins Willem, de Engelse prinses Charlotte en de Russische tsarendochter Anna Paulowna.
==
De troon was binnen. Nu nog een goed huwelijk voor de oudste zoon van Willem i, de prins van Oranje. De koning stond daarvoor al een tijdje op de uitkijk. Want als er één manier was om een positie in Europa te krijgen of te behouden, dan was dat door het smeden van familiebanden. En de aandelen van de Oranjes op de huwelijksmarkt waren met sprongen gestegen, toen het er in 1813 naar uit was gaan zien dat Willem Frederik in Holland op de troon kwam. Wat ooit een vrij utopisch plan had geleken van hem en zijn moeder – een huwelijk van zijn zoon Willem met prinses Charlotte van Wales – vonden de Engelsen in de winter van 1813 plotseling een goed idee. Willem was van prins zonder land, gepromoveerd tot aanstaand vorst van de Nederlanden, die door hun ligging tussen Engeland en Frankrijk een spil vormden in het post-Napoleontische Europa. De ambassadeur van Pruisen noemde het bevrijde Nederland zelfs de ‘hoeksteen van ons federale stelsel’.32 Prinses Charlotte was intussen ook opgewaardeerd: zij was nu de officieuze kroonprinses van Engeland. Haar grootvader, koning George iii, was in 1811 krankzinnig verklaard, waarna haar vader regent was geworden. En deze regent was er vanaf het moment dat de Oranjes de Nederlandse troon in handen kregen, vurig voorstander van dat Charlotte zou trouwen met de prins van Oranje.
Nu was het Engelse koninklijke gezin bepaald geen ideale schoonfamilie. De prins-regent van Engeland leefde op voet van oorlog met zijn vrouw, en verdacht zijn enige kind, Charlotte, ervan met haar moeder tegen hem samen te spannen. Hij verbood haar om contact met haar moeder te hebben. Daarom haatte Charlotte haar vader. Wat hij wilde, wilde zij bij voorbaat niet. Ze weigerde dan ook pertinent kennis te maken met de prins van Oranje. Het hielp daarbij niet dat een van haar vriendinnen haar schreef dat de jonge prins van Holland ‘extreem onaantrekkelijk’ was, en dat Charlotte hem vast ‘verschrikkelijk’ zou vinden, omdat hij zo dun was ‘als een naald’. Maar de regent deed er alles aan om zijn dochter tot een ontmoeting met deze ‘naald’ te bewegen.
Toen hem dat uiteindelijk lukte, met veel paaien, bleek prins Willem Charlotte mee te vallen. Ze vond hem weliswaar ‘extreem lelijk’, maar ook geanimeerd en levendig, waardoor de conversatie met hem makkelijk op gang kwam. Bij die eerste ontmoeting zorgde haar vader ervoor dat Charlotte en Willem voor ze het wisten, verloofd waren. Charlotte liet dat zo, omdat ze liever onder het gezag van de vriendelijke prins viel dan onder dat van haar vader. Weliswaar leek Holland haar een saai en deprimerend landje, maar ze zou daar toch niet zo vaak hoeven te zijn, dacht ze.
Willem Frederik was zo blij met het goede nieuws uit Engeland, dat hij de verloving van zijn zoon tijdens zijn inhuldiging op 30 maart 1814 meteen bekendmaakte.33 Het was een van de weinige momenten in het leven van Willem i dat zijn enthousiasme het won van de bedachtzaamheid. Want de onderhandelingen over de voorwaarden van het huwelijk waren nog lang niet rond.
De aankondiging maakte niettemin grote indruk, zowel binnen als buiten de Hollandse grenzen. Dankzij de Oranjes was Nederland (familie)lid van de grote vorstencoalitie die in Europa de rust herstelde. Diezelfde zomer zou het huwelijk worden voltrokken.
Maar toen Charlotte op een dag de kleine lettertjes in haar huwelijkscontract bestudeerde, ontdekte ze dat haar vader woorden had laten weghalen. Ze zou na haar huwelijk alleen met speciale toestemming van haar vader nog in Engeland mogen verblijven. Opeens begreep ze waarom haar vader haar graag wilde laten trouwen. Hij wilde haar, zijn opvolgster, uit Engeland weg hebben zodat ze hem niet samen met haar moeder van de troon zou kunnen stoten. Hij wilde haar verbannen naar het vreselijke Holland. Onmiddellijk liet Charlotte haar verloofde weten op deze voorwaarden niet met hem te willen trouwen. De kroonprins raakte in paniek. Zijn vader moest hem helpen. Hij smeekte hem Charlottes vader op andere gedachten brengen.
De hele zaak klonk Willem Frederik, die zelf een vrouw had die hem zelden tegensprak, laat staan tegen hem samenzweerde, vreemd in de oren. Maar het lukte hem toch de huwelijksvoorwaarden in overleg met de regent te wijzigen. De prins was opgelucht, hij moest er niet aan denken dat het huwelijk zou worden afgeblazen. Zowel de Nederlanders als de Engelsen leefden ernaartoe. En de twee verloofden konden het ook nog steeds goed met elkaar vinden. Het was dan ook een enorme schok voor iedereen toen Charlotte op 16 juni 1814 haar prins alsnog de bons gaf. Volgens sommigen kwam dat door de politieke intriges in haar familie, anderen verdachten de Russische tsarenfamilie ervan te hebben gestookt en weer anderen beweerden dat Charlotte verliefd was geworden op iemand anders.34 De breuk was in ieder geval een nederlaag voor zowel Engeland als Nederland. Een woedende lord Malmesbury kon er niet over uit dat de ‘overhaaste absurde, onwaardige stap’ van een ‘lichtzinnige’ negentienjarige, de mooie kans op bestendiging van de Engels-Nederlandse betrekkingen had verknald.35 In Nederland leed zelfs de aandelenmarkt onder het liefdesdrama.36 Om over de prins van Oranje nog maar te zwijgen. Behalve persoonlijk gekwetst, voelde hij zich publiekelijk zwaar vernederd. In tijdschriften verschenen karikaturen waarin hij als een tol werd afgebeeld, die door prinses Charlotte werd rondgezwiept. Hij schreef stoer naar huis dat hij het een ‘ware zegen’ vond van zijn verloofde af te zijn, maar tijdens een bal in Engeland liep hij rond met tranen in zijn ogen. En terug in Den Haag liet hij de Britse ambassadeur, lord Clancarty, weten álles te willen doen om Charlotte terug te krijgen.
Maar er waren nog meer prestigieuze prinsessen in Europa. Een paar dagen na zijn verklaring tegen Clancarty liep prins Willem recht in de armen van de Russische tsaar Alexander i en diens zuster Catharina Paulowna, die Nederland bezochten. Ambassadeur Clancarty, die de hoop op een huwelijk tussen de prins van Oranje en Charlotte nog niet was verloren, moest tot zijn afschuw aanzien hoe Catharina hem volledig inpalmde. Catharina had toch al de verdenking op zich geladen de kwade genius te zijn achter de verbroken verloving. En nu zat deze jonge weduwe, met haar ‘kalmukkengezicht’ de prins volgens lord Clancarty nog verder op te stoken tegen Engeland en hem wijs te maken dat zij geen mooier land kende dan Holland. Ook haar broer, de Russische tsaar, deed mee aan het charmeoffensief. Tijdens een bal op Huis ten Bosch liep lord Clancarty ongemakkelijk door de zaal, terwijl tsaar Alexander voortdurend onderonsjes had met de prins van Oranje. Diezelfde nacht berichtte Clancarty aan zijn minister van Buitenlandse Zaken dat zich een ramp dreigde te voltrekken. De Russen leken niet te stuiten. Naast Catharina had de tsaar nóg een huwbaar zusje, waarschuwde hij: Anna Paulowna, die volgens hem nog mooi was ook en geen weduwe zoals Catharina. Als de Engelsen wilden voorkomen dat Rusland er met de prins van Oranje vandoor ging, moesten ze haast maken.
Maar het grootste obstakel voor de Engelse plannen bevond zich toch aan het thuisfront: de nukkige prinses Charlotte. Zij schreef aan haar vriendin miss Mercer Elphinstone: ‘Het is echt vreselijk rot dat ze me dat stomme, lelijke Hollandertje dat ik niet wil, met zijn spinnenpoten, door de strot willen duwen.’37 Uit Engeland kwam die zomer geen nieuw huwelijksvoorstel.
Na deze vernedering was de noodzaak voor de prins van Oranje om zich te bewijzen, groter geworden dan ooit. Vooral tegenover zijn vader. Met hem ontstond gaandeweg een onaangename rivaliteit. In zijn jeugd was zijn vader zelden thuis. Nu ze moesten samenwerken als koning en troonopvolger, leerden ze elkaar pas echt kennen. Hun karakters bleken slecht bij elkaar te passen. De vader was berekenend en introvert, de zoon impulsief en uitbundig.
De koning ergerde zich aan het rusteloze gedrag van zijn zoon. Maar hij was ook jaloers op zijn populariteit en op het gemak waarmee hij mensen voor zich innam. De prins van Oranje liet geen kans onbenut om zijn vader te laten zien dat hij hem kon overtreffen. Die kans kwam precies een jaar na zijn liefdesnederlaag. Napoleon was aan het begin van 1815 teruggekeerd uit zijn ballingsoord Elba en probeerde in de zomer van 1815 opnieuw om Engeland te verslaan. Prins Willem mocht helpen om de man voor wie zijn vader ooit door het stof had moeten kruipen, de nekslag toe te brengen. Dat gebeurde op 18 juni bij het Belgische gehucht Quatre Bras, vlak bij Waterloo. De prins gedroeg zich dapper en raakte gewond aan zijn schouder.
Nog in de roes van de bloedige strijd, kon hij zijn ouders die avond trots berichten: ‘Victoire! We hebben deze dag een magnifiek gevecht gehad tegen Napoleon.’ Om geen misverstand te laten bestaan over zijn persoonlijke rol bij de militaire zege, schreef hij erbij: ‘Het is vooral mijn lichaam geweest dat ons de overwinning gegeven heeft en waar we die overwinning aan danken.’38 Zijn zorgzame moeder reisde spoorslags naar Brussel om haar zoon daar te verplegen39 wat hij trouwens maar gedeeltelijk toestond, omdat hij het liefst meteen weer op zijn paard wilde. Voor zijn vader lag de zaak gecompliceerder. Dat zijn eigen zoon ‘met zijn lichaam’ Napoleon had verslagen, was goed nieuws, want het droeg bij aan de glorie van de familie. Maar zijn zoon moest niet te veel verbeelding krijgen. Van diens uitzonderlijke vechtkunst was hij ook helemaal niet zo overtuigd. Het zou niet de eerste keer zijn dat Willems fantasie aan de haal ging met de feiten. Trouwens, zelf had Willem Frederik de Fransen er ook van langs gegeven bij hetzelfde Quatre Bras, twintig jaar eerder. Alleen had niemand daar toen iets over gezegd, omdat het uiteindelijk niet was gelukt om de Fransen tegen te houden.40
Maar de Russische tsaar vond het heldenverhaal van de prins van Oranje te mooi om in twijfel trekken. Snel na de overwinning bij Waterloo stuurde hij Willem i een brief waarin hij zijn zuster Anna Paulowna – dus toch niet de andere zuster Catharina, die zich verloofde met Willem i van Württemberg – officieel aan de prins van Oranje aanbood. De prins hoefde daar niet lang over na te denken. Hij was van mening dat dit huwelijk ‘ook politiek gesproken zeer gelukkige gevolgen kan hebben’. Een betere revanche na zijn vernedering door prinses Charlotte was nauwelijks denkbaar. Willem i was op zich tevreden met de herkansing, hoewel de onderlinge verhoudingen tussen hem en zijn zoon er wel weer door op scherp werden gezet. Zijn zoon zou door het huwelijk een prominente positie verwerven aan het Russische hof. Hij zou verwant raken aan de tsarenfamilie, aan wie Willem i zijn hele vorstenstatus mede te danken had. Dus moest de koning maar hopen dat zijn zoon het niet te hoog in de bol zou krijgen. En dat hij zou blijven begrijpen wie er thuis de baas was.
Er was nog een zorg: Engeland. Het besluit om een huwelijk te sluiten met de andere bondgenoot Rusland, zou daar in slechte aarde vallen. Dus stuurde de koning tegelijk met een positief antwoord aan de tsaar, een brief de deur uit aan zowel generaal Wellington als aan de Engelse prins-regent, met daarin de verzekering dat dit huwelijk niets zou veranderen aan Nederlands grote loyaliteit.41 Als Willem Frederik in ballingschap één ding had geleerd, dan was het wel dat je zorgvuldig om moest gaan met je relaties.
Prinses Charlotte, eindelijk verlost van de druk om ‘the po’ – haar afkorting voor de ‘Prince of Orange’ – te moeten trouwen, liet zich nu snel ten huwelijk vragen door Leopold van Saxen-Coburg. In plaats van een ‘lelijk Hollandertje met spinnenpoten’ was hij, in zijn huzarenuniform, een ‘blonde schoonheid’,42 ook al was hij in de Britse society dan nog maar ‘a minor star’.43 Door zijn huwelijk met Charlotte, die overigens kort daarna stierf in het kraambed, zou dit laatste snel veranderen. Dat zou de familie van Oranje vijftien jaar later nog pijnlijk duidelijk worden.
In het najaar van 1815 ging het gebeuren: de prins van Oranje ging trouwen met Anna Paulowna. Helemaal in Sint-Petersburg. Zijn ouders zagen af van de verre reis, maar voor de prins zelf werd het een onvergetelijke ervaring. Aan het hof van Sint-Petersburg vond hij waar hij in Engeland zo van had genoten en wat hij aan het nieuwe hof van zijn vader in Holland miste: glamour. De hele wereld leek op de bruiloft van de zuster van de tsaar en de prins van Oranje te zijn vertegenwoordigd. In de hofkerk van Sint-Petersburg trok op 21 februari 1816 een eindeloze stoet voorbij van vorsten, vorstinnen, staatslieden, edelen, grootofficieren, kamerjonkers en hofjonkvrouwen, gekleed in een zeldzame verscheidenheid aan galajurken en uniformen. De bruid droeg een gouden kroon en een purperen fluwelen staatsiemantel die door vijf edellieden werd ondersteund. De prins, hoewel behangen met alle gouden en ridderlijke onderscheidingen die hij maar had, stak volgens een ooggetuige wat eenvoudigjes af bij zijn door haar edelstenen bijna lichtgevende bruid.44
De bruidegom voelde zich thuis te midden van de symboliek waarin de Russisch-orthodoxe kerk van de tsaar grossierde. Het viel aanwezigen op hoe los en gemakkelijk hij zich tijdens de ceremonie bewoog.45 God werd in liederen rechtstreeks bedankt voor de vereniging van het paar. De keizerin-moeder leidde het bruidspaar naar een verhoogde plaats in het midden van de kerk. Daar zetten de broers van Anna Paulowna de bruid en de bruidegom ieder een gouden kroon op het hoofd, terwijl buiten 101 kanonschoten werden afgevuurd. Na afloop van de Russisch-orthodoxe viering was het de beurt aan Willems vaderland, met een huwelijksinzegening in gereformeerde stijl. Vanachter een altaar waar slechts een bijbel en een formulierboek op lagen, las een voorganger zonder veel woorden, noch gebaren, de huwelijkse plichten voor, waarna het bruidspaar eenvoudig ‘ja’ moest zeggen.
Na de zo verschillende huwelijksceremonies werd wekenlang feestgevierd met elke dag nieuwe uitdossingen. Gedurende een halfjaar maakte de prins van Oranje uitgebreid kennis met het Russische hofleven. In Nederland zat iedereen intussen reikhalzend te wachten tot het jonge paar terugkwam. Vooral Willem i. Hij vreesde dat zijn zoon in Rusland niet alleen op veel te grote voet aan het leven was, maar ook grootheidswaan opliep. Had zijn zoon eigenlijk wel door dat het Holland was en niet Rusland waar hij later koning moest gaan worden? Snapte hij nog wel waar hij vandaan kwam en wat hem in de toekomst te wachten stond? En wist hij nog wie zijn baas was? Dat was namelijk níet de tsaar van Rusland.
In de zomer van 1816 stapte het bruidspaar dan toch eindelijk in het rijtuig naar Nederland. Anna Paulowna was inmiddels in verwachting van haar eerste kind, de latere koning Willem iii. Onderweg liet het bruidspaar zich overal inhuldigen, zodat de reis veel langer duurde dan verwacht. Nadat Willem i een paar keer tevergeefs aan de Nederlandse grens had staan wachten om zijn zoon te ontvangen, trok hij zich boos terug op Het Loo. Om zijn vaders humeur niet langer op de proef te stellen, joeg prins Willem zijn stoet vliegensvlug door het grensdorp Ubbergen zonder daar de zorgvuldig voorbereide welkomstspeech van de burgemeester aan te horen.46
In de buurt van Leiden kreeg Anna Paulowna de schrik van haar leven, toen opgewonden omstanders aanstalten maakten om de paarden van haar koets los te maken en die zelf verder te trekken richting Den Haag. Zo veel spontaniteit van gewone mensen was zij niet gewend. De prins verbood het aanvankelijk, maar stemde daarna, ontroerd door het enorme enthousiasme, toch toe.47 Later, tijdens de ontvangst op Huis ten Bosch, stond Anna Paulowna er wat bleekjes bij. Hoeveel plechtiger het in Rusland rond koninklijke personen toeging, zou Anna Paulowna’s hofdame, Cornélie van Wassenaer, acht jaar later nog merken. Zij vergezelde Anna Paulowna toen bij haar eerste bezoek terug aan Sint-Petersburg. Burgers durfden niet eens in de buurt te komen van de koetsen en Cornélie zag vol afschuw hoe Russische lijfeigenen werden geslagen door hun opzichters. Militairen waren zo strak ingesnoerd, noteerde ze, dat ze nauwelijks konden ademen. En Russische dames hadden zo veel poeder op hun gezicht, dat ‘je hen alleen een zoen op hun kin kon geven zonder het risico te lopen sporen achter te laten’. Holland en Rusland waren twee werelden. En Anna Paulowna’s aankomst in Den Haag was een voorproefje van wat in de jaren daarna steeds duidelijker werd: zij kon in haar nieuwe wereld niet aarden. Anders dan haar zuster Catharina destijds over zichzelf had beweerd, hield Anna Paulowna helemaal niet van Holland.
Anna Paulowna’s moeizame inburgering schepte paradoxaal genoeg een band met de prins van Oranje, die ook niet veel op had met zijn eigen toekomstige koninkrijk. Opgegroeid aan het statige Pruisische hof, vond hij Holland benepen en bekrompen. Hij had een hekel aan ‘de ingeboren traagheid, buitensporige zuinigheid en opvallende pedanterie’48 van de Hollanders. Zijn slechte beheersing van de taal bevorderde het contact met hen ook al niet. En zijn grootste passie, de krijgskunst, wekte bij de Hollanders weinig geestdrift. Dat had hij toen hij in 1813 voor het eerst in Nederland kwam, meteen gemerkt. Niemand was toen enthousiast te maken voor bewapening, die volgens de prins nodig was om het laatste restje Fransen uit Nederland weg te bombarderen. De algemene opinie was dat dit soort grotemensenwerk beter door Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland kon worden opgeknapt. ‘Wij hebben genoeg van de soldaterij’, kreeg de prins tot zijn ontsteltenis te horen.49 De matige interesse van de Hollanders voor het militaire bedrijf was voor de prins die bij Waterloo zijn leven had gewaagd, onbegrijpelijk. Het Nederlandse volk schonk hem als dank voor zijn heldendaad weliswaar paleis Soestdijk, maar verder wilde het niets van militaire acties weten. Nee, dan Rusland, Engeland, Oostenrijk en Pruisen. In de zomer organiseerden deze overwinnaars in Parijs een wapenschouw, waar de prins van Oranje onder de bewonderende blik van de fine fleur van Europese machthebbers trots over de boulevards mocht paraderen. Met zijn geblesseerde arm in een zwarte doek.50 Dat gaf toch een heel ander gevoel dan door opgewonden Hollanders te worden rondgetrokken in een koets.
==
3 ‘U gaat nu zúlke afschuwelijke dingen horen’ – Vader versus zoon (1816-1830)
==
Met in de hoofdrol:
Koning Willem i, kroonprins Willem, diens vrouw Anna Paulowna en de ‘slechte’ vrienden van de kroonprins.
==
1815-1817
==
Voor de prins van Oranje en zijn vrouw was het duidelijk waar zij na hun huwelijk gingen wonen. In Brussel natuurlijk. ‘In Brussel doet men nog steeds niets anders dan dansen’, had de prins anderhalf jaar eerder vanuit het zuidelijke deel der Nederlanden enthousiast geschreven aan zijn moeder.51 Hij danste graag mee. De Belgen dreven tenminste niet de spot met zijn gebrekkige Nederlands, zoals in Holland vaak gebeurde. Ook zijn vrouw, Anna Paulowna, voelde zich in het zuiden meer thuis dan in het noorden. En de Belgen vonden geestverwanten in het kroonprinselijke paar. De meeste Belgen wilden niet horen bij het stijve Holland. Ze wilden geen protestantse koning zoals Willem i: een prototype Hollander, zuinig, koppig en stug. Het lidmaatschap van de Nederlanden was hen bij de conferentie van Londen opgedrongen. Daar was, na stevig lobbyen van Willem Frederik, besloten om noord en zuid te verenigen, zodat Willem Frederik zich vanaf 1815 ‘koning der Nederlanden’ mocht noemen. Die Nederlanden moesten een bastion vormen tegen eventueel nieuw revolutiegevaar uit Frankrijk. De ‘Hollandse rekenkunde’ van Willem i had van de volksraadpleging die in het zuiden over de grondwet was gehouden, een farce gemaakt. De meerderheid van de Belgische regenten had tegen vereniging met het noorden gestemd en toch luidde de uitslag dat de meeste Belgen vóór waren. De koning omringde zich bijna uitsluitend met Hollandse adviseurs. Maar tot opluchting van de Belgen verzette kroonprins Willem zich tegen de eenzijdige oriëntatie van zijn vader. Hij verdiepte zich wél in de volksaard van de zuiderlingen. En hij meende daarin aanknopingspunten te vinden, die zijn vader negeerde. De Belgen hielden bijvoorbeeld wel van de pracht en praal die aan hoven kleefden. Ze wilden ook best een koning, maar dan eentje die hun spel meespeelde. De kroonprins had daar geen moeite mee; hij genoot ervan om in Brussel de ene na de andere bijzondere onderscheiding op zijn revers gespeld te krijgen. Maar het lukte hem niet om zijn vader het belang van dat soort poespas te doen inzien. De prins vond dat de koning meer begrip moest hebben voor de Belgische zucht naar hofvertier. Dat zou volgens hem de eenheid van de Nederlanden ten goede komen. Maar Willem i was te zeer een koning van het volk om zich te bekommeren om de zucht naar vermaak van de Belgische aristocratie. Het stak de kroonprins dat zijn vader hem niet serieus nam. Hij die voor het hele land de luisterende vader wilde zijn, leek voor zijn eigen zoon geen oor te hebben. De koning, op zijn beurt, vond zijn zoon niet loyaal. Het ergerde hem dat hij altijd de kant van de Belgen koos en altijd in Brussel zat. Hij wilde dat de prins vaker naar Den Haag kwam. Hoe moest dat later, als hij hem zou opvolgen? Zou hij Brussel dan soms tot hoofdstad maken van zijn koninkrijk? Dat wilde Willem i tegen iedere prijs voorkomen.52
Kroonprins Willem bleef zoveel mogelijk uit de buurt van zijn vader. Daarin werd hij gesteund door zijn vrouw Anna Paulowna, die zichtbaar neerkeek op Holland. Bij officiële verplichtingen in Den Haag meldde zij zich vaak ziek. Maar zodra er ‘een stelletje Belgen’ voor haar poort stond, mensen die erom bekendstonden dat ze ‘niet gehecht’ waren aan de koning, kreeg ze volgens de gezant van Pruisen onmiddellijk weer energie. Zo ontstonden in het koninkrijk der Nederlanden langzaam maar zeker twee rivaliserende hoven: een in Den Haag en een in Brussel. De spanning tussen koning en kroonprins symboliseerde de politieke en culturele tegenstellingen tussen noord en zuid.
Anna Paulowna trad niet sussend op in de ruzies tussen vader en zoon. Vaak deed zij er juist een schepje bovenop. Ze vond haar schoonvader gesloten, stiekem en schijnheilig. Als tsarendochter was ze van het gezag van de koning van Nederland, met zijn kleine paleisjes en zijn bekrompen hofje, niet zeer onder de indruk. Haar hooghartigheid werd door de koning weer beantwoord met snerende opmerkingen als: ‘Heel Rusland en ook jouw broer worden geregeerd door Polen.’ Dat briefde Anna Paulowna dan door aan haar moeder, die het kon doornemen met haar zoon: tsaar Alexander. Als architect van de ‘Heilige Alliantie’ van vorsten in Europa stond hij ver boven de Hollandse koning en keek hij soms geërgerd, soms geamuseerd maar altijd verbaasd naar wat zich in de soevereine familie van dat kleine landje aan de Noordzee allemaal afspeelde. De prins van Oranje schermde tegenover zijn vader graag met zijn Russische familieconnectie. Hij beweerde dat de tsaar hem, de held van Waterloo, wél op waarde schatte. Hij dreigde tegen zijn vader zelfs wel eens dat hij voor Rusland zou gaan werken, in plaats van voor het kleine koninkrijk der Nederlanden. Of hij daagde hem uit door op een hofbal te verschijnen in Russisch uniform, ter ere van de naamdag van de tsaar.
De hoge opvattingen die prins Willem, mede geïnspireerd door Anna Paulowna, over zichzelf had, strookten niet geheel met de werkelijkheid. Vanaf de wal had hij makkelijk praten. En op Willem i was veel aan te merken, maar hij koerste wel op praktische doelen af, terwijl dat van zijn zoon met de beste wil van de wereld niet gezegd kon worden. Anders dan zijn vader kon de prins niet stilzitten. Tegenwoordig zou hij misschien het etiket adhd opgeplakt hebben gekregen. Het liefst zat hij op een paardenrug. Honderden kilometers reed hij in ijltempo door het land. ‘Terwijl de vader acht uren achtereen in het kabinet arbeidde, reed de zoon in acht uren te paard van ’s-Gravenhage naar Brussel,’ schreef zijn biograaf en tijdgenoot Johannes Bosscha.53 De prins stelde zijn lichaam graag bloot aan ontberingen. Met de schouderwond die hij bij Waterloo had opgelopen, weigerde hij rust te nemen. Hij scheen te denken, zo schreef de verontruste zuidelijke provinciebestuurder Van der Capellen, ‘dat hij door moed te tonen zijn zwakheden kan overwinnen’.54 Nog jaren sliep de prins van Oranje op het eenvoudige veldbed dat hij als militair bij Waterloo had gebruikt. Tijdens tochten naar Warschau en Sint-Petersburg trotseerde hij in open koetsen de ongenadige Oost-Europese hitte of kou. Willems lijfarts, Everard, waarschuwde hem dat hij roofbouw pleegde op zichzelf en minister Anton Falck zei dat de prins langzaam bezig was zelfmoord te plegen.55
De prins vond weinig rust bij zijn echtgenote, die zelf kampte met een overspannen zenuwgestel. Anna Paulowna had aanvallen van depressiviteit en heimwee naar haar vaderland, terwijl zij intussen haar man opjutte om het leven in dat kleine moerasland een beetje op te luisteren. De uitputtingsslag van de prins leek een diepe innerlijke onrust te bedwingen. De oorzaak van zijn zelfkastijding had mogelijk ook te maken met een geheim dat hij al sinds zijn volwassenwording met zich meedroeg. Op dat geheim komen wij nog terug.
Het alles overvleugelende verlangen naar vrijheid van de kroonprins botste met de controledrang van zijn vader, die zijn zoon geen bewegingsruimte gaf. Hij had hem wel tot minister van Oorlog bevorderd, maar dat was een eretitel. Het was niet de bedoeling dat de prins ook echt zijn stempel op het beleid drukte. Daarvoor had de koning de commissaris-generaal, Van der Goltz, benoemd. Maar twee kapiteins op één schip was vragen om moeilijkheden. In 1817 brak een groot conflict uit tussen de kroonprins en Van der Goltz over de zending van militairen naar Indië. De prins stapte naar zijn vader om het ontslag van Van der Goltz te eisen, wat de koning weigerde. Heel Brussel kon er getuige van zijn hoe de koning uit Den Haag kwam om de ruzie uit te vechten met zijn zoon, die de confrontatie vermeed door op de vlucht te slaan. De affaire kwam kroonprins Willem op een vermaning te staan van zijn grootmoeder, Wilhelmina, de grote roergangster die de verrichtingen van haar nageslacht nog altijd nauwgezet volgde. ‘Heel kinderachtig’ vond ze het gedrag van haar kleinzoon, en ze dwong hem om bij zijn vader excuses te maken. Dat maakte de prins verongelijkt: waarom gaf iedereen altijd hem de schuld?56 Schoorvoetend verzoende de prins van Oranje zich rond de kerstdagen van 1817 met zijn vader. Maar de vrede duurde niet lang.
==
1817-1820
==
De behoefte van kroonprins Willem om zelf te regeren in plaats van naar zijn vader te luisteren, maakte hem tot een makkelijke prooi voor samenzweerders. In Brussel waren die er in overvloed. Na de Franse Revolutie waren in Frankrijk in 1814 de Bourbons weer op de troon gekomen. Hun teleurgestelde tegenstanders verzamelden zich in de Brusselse koffiehuizen om nieuwe plannen te smeden.
De prins van Oranje wist van die bijeenkomsten in zijn stad. En in plaats van zich ervan te distantiëren, encanailleerde hij zich met de deelnemers. Volgens zijn vader was de prins hun ‘speeltje’ en had hij in al zijn onnozelheid niet door dat ze hem gebruikten om, ‘nadat ze het sap eruit hebben geperst’ het ‘schors’ weer weg te gooien. Maar de prins voelde zich thuis bij rebellen. Hij was zichzelf ook steeds meer een rebel gaan voelen tegen de almacht van zijn vader.
De Franse samenzweerders beloofden de prins dat ze hem op de Franse troon zouden helpen als híj hén hielp. Koning van Frankrijk worden, dat leek hem wel wat. En als hij dan ook België nog van zijn vader zou kunnen afpakken, zou dat helemaal mooi zijn. En zo raakte de kroonprins bij de plannen voor een ‘coup’ in Frankrijk betrokken. In het verschieten van een komeet aan de sterrenhemel zag hij in het voorjaar van 1819 een teken van boven dat er zegen rustte op de plannen.57 Alleen al het geloof in dergelijke bovennatuurlijke krachten toont hoezeer hij van zijn rationele vader verschilde.
Maar ook van zijn zwager, de tsaar van Rusland. Toen die lucht kreeg van het complot, werd hij razend. Hij stond juist op goede voet met de Bourbons. Anders dan de prins eerder had verondersteld, bleek nu dat hij helemaal niet zo’n hoge pet van hem op had. ‘Dat die jonge gek van een prins van Oranje dergelijke ideeën heeft, verbaast me niet,’ riep hij volgens een ooggetuige toen hij van Willems plannen hoorde. Maar dat zijn zuster, Anna Paulowna, die ‘dwaze ideeën’ had omarmd, verbaasde hem wél. Zijn eigen vlees en bloed dat nota bene bezig was zijn zorgvuldig bedachte systeem voor vrede in Europa te ondermijnen! Als een klein kind werd de prins van Oranje in september 1820 door zijn vader naar Warschau gestuurd, om daar aan tsaar Alexander zijn excuses aan te bieden, zodat die de Franse koning weer kon kalmeren. Maar de betrokkenheid van de prins van Oranje bij de samenzwering raakte in brede kring bekend, waardoor hij internationaal veel krediet verspeelde.
Rond dezelfde tijd dat de plannen voor de Franse ‘coup’ uitlekten, dreigde voor kroonprins Willem een mogelijk nog grotere publieke vernedering. Hij deed niet alleen geheime dingen op politiek gebied, maar leidde ook persoonlijk een dubbelleven. In november dreigde zijn grootste geheim te worden onthuld. Het geheim dat misschien wel de bron was voor alle onrust in zijn leven. Het geheim dat hem met het verdonkeremanen van zijn innerlijke roerselen al vroeg vertrouwd had gemaakt.
Kroonprins Willem hield naast vrouwen ook van mannen.
Homofilie, destijds ‘sodomie’ genoemd, werd in de negentiende eeuw gezien als een ernstige ziekte. In de praktijk gebracht gold die ziekte zelfs als misdaad.58 Maar net als tegenwoordig, bestond aan het hof een groot verschil tussen publiek en privégedrag. Achter de schermen werd meer getolereerd dan ervóór. In een tijd zonder massamedia konden seksuele uitspattingen van hooggeplaatste personen ook makkelijker verborgen blijven dan tegenwoordig. Het strenge burgermansfatsoen enerzijds en de weerbarstige praktijk anderzijds, creëerden de voor de negentiende eeuw zo typische dubbele moraal: er mocht weinig, maar er kon veel, zeker voor mannen met geld en/of macht.59
Maar kroonprins Willem had de pech dat een kaartvriend zijn kans greep om hem te chanteren. En daardoor werden zijn seksuele capriolen staatszaak. In het najaar van 1819 ontving de kroonprins een brief, waarin een zekere A. Vermeulen dreigde om zijn ‘schandelijke en onnatuurlijke lusten’ bekend te maken. Alsof de reputatie van de held van Waterloo niet al genoeg was beschadigd, zouden nu ook zijn ‘criminele’ lusten nog aan de grote klok worden gehangen. Niet alleen zijn vader, de koning, zou ervan op de hoogte worden gebracht, maar ook de tsaar van Rusland en de koning van Pruisen, zo stond in de brief. Bovendien zouden in de grote steden overal aanplakbiljetten verschijnen met het nieuws. Als de prins dit wilde voorkomen, moest hij op 3 november 63.000 gulden betalen.
De prins zag geen andere mogelijkheid dan zijn vader te waarschuwen, hoe pijnlijk dat ook was. De onthutste koning Willem i schakelde onmiddellijk zijn goed georganiseerde geheime politieapparaat in – een erfenis van Lodewijk Napoleon. Bij de Amsterdamse posterijen werd een brief onderschept van A. Vermeulen, waarin deze de herbergier van Het Wapen van Hamburg aan de Nieuwendijk in Amsterdam meldde dat hij op 3 november 1819 zou komen overnachten. Tientallen politieagenten, vermomd als ober, klant of voorbijganger, gingen die dag bij de herberg op de uitkijk staan. Toen A. Vermeulen de door hem gereserveerde hotelkamer betrad, had een spectaculaire arrestatie plaats door een menigte agenten. Tijdens ondervraging door de politie bekende de afperser dat zijn werkelijke identiteit Adam Adriaan Boers was en dat hij een kaartvriend was van de prins. Hij had de afpersing niet in zijn eentje beraamd, vertelde hij, maar met een Brusselse kompaan, Pierre Matthieu Bouwens van der Boyen. Die werd ook gearresteerd, met nog een paar vermeende handlangers. De arrestaties, waar haast niemand van afwist, gaven aanleiding tot gissingen onder diplomaten. Was er weer een samenzwering tegen de koning verijdeld?
==
Een publieke rechtszaak was niet in het belang van de koning, laat staan van de prins. De toedracht van deze aanval op de troon moest tot elke prijs geheim blijven. Boers werd verbannen naar Suriname en Bouwens van der Boyen naar Batavia. Dat hun verhalen over de prins grond hadden, blijkt uit het feit dat ze zwijggeld meekregen, een maandelijkse toelage en een aanbevelingsbrief om overzee aan de slag te komen.60
Maar van Boers waren de koning en de prins nog niet af. De verwikkelingen rond deze persoon, te herleiden uit brieven in het Koninklijk Huisarchief, hebben een hoog Louis de Funès-gehalte, waardoor je bijna zou vergeten dat Boers wel degelijk gold als een serieuze bedreiging voor de continuïteit van het koningschap. Op weg naar Suriname leed hij schipbreuk voor de kust van Engeland waarna hij erin slaagde om zwemmend de wal te bereiken. Verstoken van reispapieren meldde hij zich bij de Nederlandse ambassade in Londen, die hem onmiddellijk in staat stelde om opnieuw af te reizen naar Suriname. Maar in plaats daarvan vluchtte Boers naar Parijs om vanuit daar zijn chantagepraktijken voort te zetten.
Opnieuw werd de geheim agent ingeschakeld die ook de leiding had gehad tijdens de eerdere inval in Amsterdam, de ex-acteur Bernard Fallée. Dit keer schaduwde hij Boers vermomd als vrouw. Hij observeerde dat Boers opzichtig gekleed ging in een lichtgroene overjas met daaronder een rood vest, verdacht veel geld uitgaf en zich ophield in slecht bekendstaande gelegenheden. Maar handlangers schenen er niet te zijn. Boers werd gearresteerd en opnieuw naar Suriname verscheept.61 Van hem werd daarna nooit meer iets vernomen, maar van Bouwens van der Boyen had de prins van Oranje nog lang last.62 In Batavia ontmoette Bouwens een andere intrigant, de officier Van Andringa de Kempenaer die later, via een tussenpersoon, nog 2500 gulden los wist te peuteren voor een pakket schadelijke ‘familiegeheimen’ van de prins.
Het kostte geld en moeite, maar het lukte toch om de chantagezaak die de biseksualiteit van de prins tot politiek probleem verhief, in de doofpot te stoppen. Pas meer dan 180 jaar later, in 2004, werd voor het eerst in een proefschrift onthuld dat de arrestaties van Boers en Bouwens van der Boyen niet te maken hadden met een politieke samenzwering tegen de koning, zoals historici altijd hadden aangenomen, maar met persoonlijke chantage van de prins.63 In de politieverhoren en andere officiële stukken werd van de aard van de chantage geen melding gemaakt, waarschijnlijk om te vermijden dat het schandaal zwart op wit zou komen te staan. Maar in het Koninklijk Huisarchief vonden wij één document waarin de aard van de chantage wél wordt genoemd: de aantekeningen van minister van Justitie Van Maanen. Op 5 november 1819 schreef hij dat ‘een of meer personen van plan waren om bepaalde schandelijke en onnatuurlijke lusten64 van zkh, waarvan zij de bewijzen hadden, openbaar te maken.’ Het woord ‘onnatuurlijk’ kan ons inziens op weinig anders wijzen dan op de homoseksuele neigingen van de prins.
Steunbewijs voor de biseksuele geaardheid van de prins is ook te vinden in andere bronnen, die losstaan van de chantageaffaire. Boers en Bouwens van der Boyen probeerden een slaatje te slaan uit de ‘afwijking’ van de prins, maar zij waren duidelijk niet de enigen die ervan afwisten. Een ‘verstompt zedelijk gevoel’ had de prins bijvoorbeeld volgens zijn tijdgenoot en biograaf J. Bosscha. Zonder verdere details te melden, noemde Bosscha dit de schaduwzijde van zijn grote ‘verbeeldingskracht’. Anna Paulowna meldde in een brief terloops een veelzeggende opmerking van haar man: dat een ‘vrijgezel gelukkiger was dan een getrouwd man’.65 En zijn latere schoondochter Sophie noemde het opmerkelijk dat Willem noch zijn vrouw, noch een maîtresse in zijn buurt had. ‘Andere mannen hebben hun vrouw of hun maîtresse om hem te verplegen of op te vrolijken, hij heeft niemand,’66 schreef zij. De journalist Eilert Meeter noteerde dat een zekere Petrus Jansen op een dag ‘innig’ werd gekust door een hijgende Willem67 en eind jaren twintig circuleerden onder diplomaten geruchten over een dubieuze relatie die de prins had aangeknoopt met een knappe, elegante dandy, Pereira genaamd. Volgens de Russische gezant Gourrieff maakte de prins van Oranje met hem arm in arm lange wandelingen in de velden rond Brussel, hield hij intieme dinertjes met hem in zijn paleis en betaalde hij zijn kleding.
Alle consternatie die de prins in 1819 door de couppoging in Frankrijk en de chantageaffaire had veroorzaakt, deed hem in het najaar van 1820 wat meer in de pas lopen. Voor de zoveelste keer wist hij zich met zijn vader te verzoenen, wat hij dit keer beschreef als: ‘een droom’.68 Maar diep in zijn hart bleef hij vinden dat zijn vader de schuld was van zijn publieke ontsporingen. Zijn vader, die hem in de armen van verkeerde vrienden had gedreven door hem niet te waarderen zoals hij was. Die hem door zijn eeuwige vermaningen altijd klein had gehouden. Die nooit naar hem had willen luisteren. Deze kritiek verwoordde de prins van Oranje in het opvoedingsplan dat hij in 1822 schreef voor zijn eigen zoons: ‘Als prinsen het vertrouwen van hun jonge harten (...) niet vanuit het gevoel kunnen geven aan hun ouders, dan zullen zij het zoeken bij anderen, hetgeen de ernstigste consequenties kan hebben voor henzelf, voor hun ouders en voor de staat,’ schreef hij.
Echt goed kwam het niet meer tussen vader en zoon. Van 1820 tot 1829 maakte kroonprins Willem geen deel uit van de Raad van State, waarin troonopvolgers volgens de grondwet vanaf hun achttiende levensjaar zitting hebben. Het lidmaatschap had in zijn ogen geen zin, omdat zijn vader zich toch door niemand liet beïnvloeden.69
Het was moeilijk om publiekelijk de schijn op te houden van een harmonieus gezin. Tijdens een hofbal in 1825 noteerde een ooggetuige dat de leden van de koninklijke familie hard hun best deden om eensgezind te lijken, maar daarmee juist het tegenovergestelde bereikten. ‘Juist de rigoureuze stiptheid waarmee de vormen geobserveerd werden, heeft mij een bewijs gegeven van werkelijke verwijdering,’ schreef de bezoeker van het bal. ‘Alles was stijf en van beide zijden gemaniëreerd.’
Zonder belangrijke taak maar wel in een hoge positie, moest de prins van Oranje het hebben van zijn charme. Waar hij kwam, nam hij het publiek voor zich in. Tijdens de overstroming van de Zuiderzee in 1825 bijvoorbeeld, maakte hij grote indruk door zijn ‘menslievendheid’. In het aalmoezeniersweeshuis waar de slachtoffers bijeengebracht waren, riep hij volgens ooggetuigen genereus tegen een zwangere vrouw: ‘Ik geef 100 gulden voor de kraam en neem het peetschap van het kind op mij.’70
Maar de geruchten over zijn homoseksuele activiteiten wonnen aan het eind van de jaren twintig opnieuw aan relevantie. Dit keer draaide het om de eerdergenoemde Pereira, met wie de prins een opvallend intieme relatie had. Volgens de Russische diplomaat Gourrieff was Pereira ‘uitgekotst’ door de Brusselse society en werd hij ervan verdacht een spion te zijn voor de Franse regering. De prins had voor deze ‘dandy’ een ongelimiteerd krediet geopend bij een kleer en schoenmaker en verstrekte hem een pasje waarmee hij altijd het paleis in kon. Toen bleek dat in de nacht van 25 op 26 september 1829 de juwelencollectie van Anna Paulowna was gestolen uit haar paleis in Brussel, waren alle ogen onmiddellijk op Pereira gericht. De spectaculaire juwelendiefstal was wereldnieuws en de geheimzinnige omstandigheden waaronder hij plaatsvond, voedden geruchten dat Pereira, en mogelijk zelfs de prins, er meer van wisten. Ook Anna Paulowna had vermoedens in die richting, bleek uit een brief die ze haar broer, de tsaar, schreef. Mettertijd was zij minder hoge opvattingen van haar man gaan koesteren. Achteloosheid en ‘verwaarlozing’ regeerden volgens haar in zijn – en dus ook haar – huis. Ze schreef dat ze het raar vond dat hij niets had gedaan om haar vertrekken in het Brusselse paleis te laten beveiligen. Hij had geen bewakers willen installeren op het terras bij haar kamers. Er was überhaupt geen levende ziel in het appartement geweest op de dag van de diefstal. De huisbewaarder die beneden had moeten slapen, was er om onverklaarbare redenen niet. En door wie was die huisbewaarder aanbevolen? Door Pereira. In de nacht van de diefstal had een ‘orgie bij vrienden van Pereira’ plaatsgehad, schreef Anna Paulowna in dezelfde brief. Of de prins bij de ‘orgie’ ook aanwezig was, meldde ze niet, maar wel dat zij en haar man geen van beiden thuis waren en ook niet samen elders. Dat de prinselijke huishouding al tijden niet degelijk was, schreef Anna Paulowna ook. Ze vond het ergerlijk dat haar man hun zaken liet besturen door een ‘tweederangs individu’ als secretaris, een van de vele foute types in zijn omgeving. En er was nog iets: de prins zat in de schulden vanwege allerlei cadeaus die hij aan zijn vrienden gaf. Hij sloot lening op lening.
Het politieonderzoek naar de roof werd bemoeilijkt, omdat de prins van Oranje de politie pas twee dagen na de roof toestemming gaf om te komen. Inmiddels was op de plaats delict al een en ander ‘opgeredderd’.
Iedereen speculeerde over de toedracht. In de gevangenis van Gouda stak een gedetineerde zijn vinger op: uit de tijd dat hij nog op vrije voeten was, zo zei hij tegen de politie, herinnerde hij zich hoe randfiguren in Brussel met ‘mannen in livrei’ – paleisdienaren – plannen hadden beraamd die Brussel naar hun zeggen ‘op zijn grondvesten zouden doen beven’. Hij vroeg zich nu af of het misschien de juwelenroof was geweest, die toen beraamd was. De politie wist zich geen raad. Tot juli 1832, toen de douane in New York een Zwitser arresteerde, Constant Polari, die de juwelen in zijn bezit had. Hij was verraden door zijn maîtresse. Volgens de Amerikaanse grondwet mochten burgers voor misdaden die buiten Amerika waren gepleegd, niet worden uitgeleverd. Maar de invloed van de Oranjeregering bleek ver te strekken. Na veel diplomatiek getouwtrek werd Polari op spectaculaire wijze naar Nederland ontvoerd. Op de New Yorkse kade schreeuwde hij tevergeefs naar Amerikaanse passanten dat hun wetten werden verkracht. In Nederland werd Polari een jaar in een tuchtgevangenis gezet. Hij hield vol dat hij de juwelen niet had gestolen, maar er op een andere manier aan was gekomen. Op de ochtend na de juwelendiefstal was hij naar zijn zeggen in een bos bij Brussel champignons aan het plukken, toen hij mannen had zien aankomen met een paar kistjes. Ze begroeven de kistjes in het bos zonder hem op te merken. Na hun vertrek had Polari de kistjes opgegraven en was later met zijn vondst naar Amerika vertrokken.
Het proces tegen Polari, dat in 1834 begon, werd ademloos gevolgd door krantenlezers over de hele wereld. Polari bleef consequent bij zijn verhaal dat hij de roof niet zelf had gepleegd. Des te verrassender was zijn plotselinge ommezwaai tegen het einde van het proces. Opeens nam hij de volledige schuld op zich. Hij stelde voorop dat de prins van Oranje er niets mee te maken had, en excuseerde zich ervoor dat deze hooggeplaatste onschuldige mede door zijn toedoen belasterd was. Hij verklaarde dat hij de spectaculaire diefstal in zijn eentje had gepleegd, door een laddertje tegen de paleismuur te zetten. Dit verhaal maakte een onwaarschijnlijke indruk. De simpelste vragen over ‘zijn’ inbraak wist Polari niet te beantwoorden. Opmerkelijk was dat Polari’s advocaat de verklaring van zijn eigen cliënt volledig onderuit haalde. Polari had alleen bekend omdat hem uit koninklijke kring gratie was beloofd, beweerde hij. Toch gingen de rechters tot veroordeling over. Polari kreeg een gevangenisstraf van twaalf jaar.
==
4 ‘Te goeder trouw kon dit geen regeren genoemd worden’ – De neergang van Willem i (1830-1840)
==
Met in de hoofdrol:
Koning Willem i, kroonprins Willem, opstandige Belgen en Henriëtte d’Oultremont, de nieuwe liefde van de koning.
==
Koning Willem i hield zich zo min mogelijk bezig met wat zijn oudste zoon uitspookte in het zuiden des lands. Hij was dag en nacht aan het werk voor het welzijn van zijn koninkrijk. En voor dat van zichzelf. De uitspraak ‘L’état c’est moi’, had door hem bedacht kunnen zijn. Wat hij ooit met zijn landgoederen in Posen en Silezië had gedaan – lucratief maken – deed hij nu ook met het grotere landgoed Nederland. Zij het dan als koning. Met zijn investeringen in wegen en kanalen legde Willem i de basis voor de Nederlandse infrastructuur. Als ‘koopman-koning’ gaf hij handel en industrie een grote impuls, ook in de zuidelijke Nederlanden.
Uit de papieren van zijn nalatenschap blijkt dat er aan het begin van de negentiende eeuw in Nederland maar weinig economische activiteiten werden ontplooid waar Willem i financieel niet bij betrokken was. Of het nu ging om ‘het kanaal van Steenenhoek’, ‘de weg naar het badhuis te Zandvoort’, ‘de Rijnspoorweg’, ‘de aanleg ener straatweg en vaart tussen Gouda en Bodegraven’ of ‘de spijkerfabriek te Amsterdam’, de koning stak er geld in. De grootste belangen had hij aan het eind van zijn leven in de Nederlandsche Bank (600.000 gulden), de Nederlandsche Stoombootmaatschappij (325.000 gulden), de Nederlandsche Handelmaatschappij (3,2 miljoen gulden), de West-Indische Maatschappij (3,4 miljoen gulden), de Enschedese katoenspinnerij (40.000 gulden) de Algemene Maatschappij ter begunstiging van de volksvlijt te Brussel (meer dan 10 miljoen gulden) en de Maatschappij van Luxemburg (4,7 miljoen gulden).71
Zeker voor iemand die in 1807 nog berooid en verdreven bij Napoleon smeekte om de teruggave van zijn wijn en zijn meubels, vergaarde de koning een indrukwekkend vermogen. Hij dankte het mede aan het zogeheten ‘amortisatiesyndicaat’ dat in 1823 van kracht werd. De scheiding tussen staatsgeld en koninklijk privévermogen werd daardoor vrijwel opgeheven, zodat Willem i geld uit de staatskas in zijn ondernemingen kon investeren zonder dat het parlement daar controle op had. Deze financiële goochelarij maakte zijn omgeving wantrouwig, vooral in het zuiden, waar de koning zich toch al niet geliefd had gemaakt. Om de eenheid te bevorderen, voerde hij in 1819 het Nederlands in als officiële taal van het koninkrijk. Rechtszittingen en toneelstukken in België speelden zich plotseling af in een taal waar rechters, advocaten, verdachten en theaterbezoekers niets van verstonden. ‘Het publiek kon de gedachte niet onderdrukken dat het vonnis (...) gunstiger was uitgevallen als de rechters hadden gesnapt welke argumenten de advocaat voor de verdediging naar voren bracht,’ schreef de Pruisische diplomaat Salviati fijntjes naar huis na een chaotisch verlopen rechtszaak.
De protestantse koning wilde ook de godsdienst reguleren. Zo bemoeide de koning zich tot grote ergernis van de Belgische geestelijkheid met de opleiding van priesters. En met zijn streven naar een staatskerk joeg hij ook de orthodoxe protestanten tegen zich in het harnas. Door dit alles kreeg Willem i te maken met een steeds vijandiger drukpers. Toen hij ook nog zwaardere belastingen invoerde, stuitte dat op enorme weerstand. ‘Doordat belasting op belasting wordt gestapeld, krijg je er elke dag een reden voor publiek ongenoegen bij,’ schreef Salviati. De inning van de nieuwe belasting werd met name in België een chaos. Er waren onvoldoende ambtenaren en degenen die er waren, werden geschopt en geslagen. De prins van Oranje, die om eerdergenoemde redenen ook al niet zo’n beste reputatie meer had, keek vanuit zijn Brusselse paleis machteloos toe hoe zijn vader de Belgen steeds verder op stang joeg. Hij ‘plengt dikwijls tranen over wat hij allemaal ziet’, volgens Salviati.
Maar de koning hield hardnekkig aan zijn belastingstelsel vast, zoals hij wel vaker deed als hij ergens in geloofde. Zijn aanvankelijke standpunt, dat hij alleen koning kon zijn dankzij een verdrag met zijn volk, was geëvolueerd. Inmiddels vond de koning niet meer dat de grondwet hem de macht gaf, maar dat er dankzij hem een grondwet was.72
==
Wat velen al jaren hadden zien aankomen, gebeurde in augustus 1830. België kwam in opstand. Tien dagen voordat in Brussel rellen uitbraken, was de koning daar om een tentoonstelling te bezoeken. Toen hij in het rijtuig zat om terug te gaan naar Den Haag, wees een officier hem op de broeierige stemming. Maar Willem i keek alleen maar ongeduldig op zijn ‘horologie’ omdat hij op tijd terug wilde zijn op Het Loo.73 Het vermogen van de koning om een richting te kiezen en zijn pad vervolgens nauwgezet uit te stippelen, was in het begin van zijn bewind geprezen. Maar nu wekte de keerzijde van die eigenschap – niet in staat zijn om van richting te veranderen als de omstandigheden daarom vragen – grote ergernis. ‘Vijftien jaren knoeierijen,’ zo vatte de graaf Van der Duyn van Maasdam Willem i’s beleid in België samen. ‘Te goeder trouw kon dit geen regeren genoemd worden,’ vond hij.74
In het noorden was de bevolking door het ‘toverwoord Oranje’ nog wel in slaap te wiegen, hoewel de oppositie tegen de koning daar ook met de dag groter werd. Maar de Belgen hadden de ‘Hollandse vader’ vanaf het begin al niet als de hunne beschouwd. Op 25 augustus 1830 kwam de al jaren sluimerende onvrede tot uitbarsting. Dat gebeurde in Brussel, tijdens een uitvoering van de opera La muette de Portici, over de vrijheidsstrijd van de Napolitanen tegen de Spaanse onderdrukkers in 1647. Vooral de aria met de tekst: ‘Heilige liefde voor het vaderland, geef ons onze moed en trots terug. Ik dank mijn leven aan mijn land, dat zijn vrijheid aan mij zal danken’, maakte de zaal onrustig. Na de voorstelling voegden opgehitste toeschouwers zich bij rebellen die zich op het voorplein hadden verzameld. Samen trokken ze plunderend door de stad. De eisen van de opstandelingen waren: meer invloed van het zuiden op het landsbestuur, vrijheid van drukpers, openheid en vestiging van de regering in Brussel.
Maar met de koppige Willem i viel niet te praten. Eind augustus stuurde hij zijn zoons Willem en Frederik met een leger naar Brussel om de orde te herstellen. Graaf Van der Duyn van Maasdam hoopte nog dat de koning niet zo gek zou zijn om geweld te gaan gebruiken, en zich ‘de afkeuring van heel Europa op de hals te halen door een bloedbad aan te richten’75. Hij vergiste zich. In september hadden op koninklijk bevel dagenlang uiterst gewelddadige straatgevechten plaats in Brussel. Verdachten van samenzwering werden door het Nederlandse leger uit hun huizen gesleurd, talloze vrouwen en kinderen werden gedood. In het Sint Jans Gasthuis, waar voortdurend doden en gewonden werden binnengebracht, was de vloer ‘overdekt met bloed’.
De onderneming werd een fiasco. Op 27 september werden de troepen teruggetrokken. De Belgen zagen dit als een overwinning en stelden op 23 september een eigen Voorlopig Bewind in. Nu was de kroonprins, aan wiens voorkeur voor België de koning zich altijd zo geërgerd had, de enige hoop die Willem i nog had. Zou hij de Belgen misschien tot rede kunnen brengen? De prins van Oranje rook zijn kans. Hij vroeg zijn vader om diens ‘zwijgende toestemming’ om in het zuiden te redden wat er nog te redden viel. Hij zou proberen de macht in België over te nemen, zei hij. Dat de slechte verstandhouding met zijn vader in brede kring bekend was, zou alleen maar in zijn voordeel werken. Voor de Hollanders zou het erop lijken dat de kroonprins overliep naar de andere kant. ‘Maar’, beloofde de prins zijn vader, als de macht eenmaal is herwonnen, ‘is het alsof u haar had. Onze belangen zijn dezelfde.’
Dat laatste moet Willem i na alle ruzies betwijfeld hebben. Maar twee dagen later gaf hij zijn zoon toch zijn zegen.76 Er zat niets anders op. In de wetenschap dat zijn vader achter zijn missie stond, trok de prins van Oranje naar Antwerpen, erkende daar de Belgische onafhankelijkheid, en bood zich aan als hoofd van de verzetsbeweging tegen Holland. Zoals verwacht trok er een golf van ontzetting door Holland over het ‘verraad’ van de prins. Maar erger nog was dat ook de Belgen inmiddels niets meer van hun eens zo geliefde kroonprins moesten hebben. Na de moordpartijen in september was zijn familie de vijand geworden. De koning achtte het na deze nederlaag van zijn zoon tactisch beter om, ondanks zijn geheime goedkeuring van diens actie, publiekelijk zijn handen maar van hem af te trekken. Hij stuurde zijn generaals de boodschap dat zij geen orders meer van de prins mochten aannemen.77 De vernedering voor de prins was compleet. ‘De toestand waarin de prins in Antwerpen verkeert,’ schreef Van der Duyn van Maasdam, ‘is niet alleen hachelijk maar wordt ook belachelijk.’78 Toen de prins halsoverkop uit zijn geliefde België moest vertrekken, mocht hij van zijn vader niet eens meer naar zijn familie in Holland komen, omdat de Hollanders zo razend waren. Zijn verschijning zou de mogelijke val van de troon bespoedigen, zei Willem i tegen Anna Paulowna,79 die inmiddels noodgedwongen in Den Haag woonde. Kennelijk toch geroerd door het vreselijke lot van zijn zoon, moest de koning bij het uitspreken van die woorden ‘smartelijk’ huilen. Prins Willem zocht tijdelijk asiel in Londen, waar hij vijftien jaar eerder was uitgelachen omdat prinses Charlotte hem de deur had gewezen. Destijds had Charlotte voor Leopold van Saxen-Coburg gekozen. En wie werd nu naar voren geschoven als de nieuwe koning van België? Leopold van Saxen-Coburg.
==
Willem i was in het voorjaar van 1831 een gebroken man. Een ooggetuige zag hem voor de aanvang van een van de audiënties die hem in het begin zo populair hadden gemaakt, in een leunstoel zitten, ‘moreel en fysiek in die mate terneergeslagen en afgemat, dat de persoon die hem in die toestand aangetroffen heeft en hoorde spreken, er bijzonder door getroffen was, en dit als een slecht voorteken beschouwde’. Maar van opgeven wilde de koning nog steeds niet horen. Hij overwoog zelfs met het kleine Hollandse leger tegen de Fransen te gaan vechten, als dat nodig zou zijn om België terug te krijgen. Een onthutste graaf Van der Duyn van Maasdam schreef het op in zijn dagboek: ‘Verbeeld u, maar nee, u kunt dit niet: weet dan, dat hij droomt van (risum teneatis)... een tweede Waterloo!’ De koning begon deze ‘droom’ te koesteren, vlak nadat commandant Jan van Speijk in naam van Oranje op 5 februari 1831 in Antwerpen een ‘heldendaad’ had verricht, een zelfmoordaanslag avant la lettre. De Nederlanders beheersten in Antwerpen de forten, maar de Belgen waren de baas in de stad. Met de woorden ‘dan liever de lucht in’ blies Van Speijk in de Schelde zijn schip op, toen dit, aan de wal geraakt, door Antwerpenaren werd aangevallen. Hij, de bemanning en de Antwerpenaren kwamen om, maar een Hollandse held was geboren.80 Van Speijks actie was een enorme opfrisser voor het Noord-Nederlandse nationale gevoel en maakte de geesten rijp voor, opnieuw, harde actie tegen België. Niet lang erna riep de koning zijn oudste zoon uit Engeland terug. Die werd koel ontvangen door het Hollandse publiek, dat hem nog steeds als verrader zag. Toen prins Willem op 8 april 1831 in de Schouwburg van Amsterdam verscheen en iemand goedbedoeld, maar onhandig, ‘leve de prins van Oranje!’ riep, klonk er gefluit in de zaal. In de missie waarmee zijn vader hem belastte – België terugwinnen – zag de prins een uitgelezen kans zijn imago op te vijzelen. Voor een veldtocht was hij altijd te porren. De in het zuiden gepropageerde vrijheidsidealen bekoorden hem toch niet meer, sinds de Belgen hem zo in het stof hadden laten bijten.
Op 1 augustus 1831, kort nadat Leopold van Saxen-Coburg was ingezworen als koning der Belgen, begon prins Willem aan de operatie ‘eerherstel’. De Tiendaagse Veldtocht moest de Oranjes in België weer terug in het zadel helpen. De prins had aanvankelijk succes: hij veroverde Leuven. Maar toen hij tegen een Frans leger aanliep dat België te hulp schoot, bleek zijn vader toch iets minder krijgsbelust dan hij volgens graaf Van der Duyn had gezegd. Hij gaf zijn zoon bevel zich terug te trekken, want een Europese oorlog durfde hij bij nader inzien niet aan.
Willem i wist dat hij, anders dan in 1813, niet meer de steun had van de grote mogendheden. Die vonden dat hij het verlies van België nu eindelijk maar moest accepteren. Maar hoewel de koning zag dat hij machteloos stond, kon hij niet toegeven. Hij vond dat België van hem was. De volgende jaren bleek hoe dramatisch koninklijke almacht kon uitpakken. In zijn koppigheid sleepte Willem i de Hollanders mee in een langdurige en kostbare patstelling. Acht jaar lang werden Hollandse troepen gemobiliseerd in de buurt van de Belgische grens, onder leiding van de kroonprins, die in Tilburg ging wonen. Zonder zijn vrouw Anna Paulowna, die in Den Haag achterbleef.
De hardnekkige opstelling van de koning leidde tot grote financiële problemen en maakte Holland bovendien internationaal geïsoleerd. De Britse diplomaat Disbrowe vroeg zich af wanneer de Hollanders eens wakker werden. Hoe konden ze toestaan dat de welvaart van hun land werd ‘opgeofferd aan de familiebelangen van het Huis van Nassau’?
Willem i ‘de Koppige’, zoals zijn bijnaam inmiddels luidde, vond juist dat hij te weinig macht had. Goed beleid voeren is onmogelijk, vond hij, als je aan de leiband moet lopen van de grote mogendheden. Nee, dan had Napoleon het destijds een stuk gemakkelijker gehad. Willem i, met zijn legertje, kon op niets anders bogen dan op ‘de rechtvaardigheid mijner zaken’.81 Hoezo, rechtvaardigheid? vroeg men zich in het buitenland af. Hoe kwam de Hollandse koning er eigenlijk bij dat hij recht had op België? Waren het niet Engeland, Rusland, Pruisen en Oostenrijk geweest die België in 1814 op Frankrijk hadden veroverd? Was Willem i niet gewoon als een marionet op de Nederlandse troon neergezet?
==
De oorlog met België had voor Willem i maar één voordeel: de hervormingsdrang in het noorden werd erdoor getemperd. Liberale ideeën werden geassocieerd met de zuidelijke vijand en de meeste Hollanders schaarden zich achter hun eigen koning, zij het morrend. Maar de tegenslagen voor de koning stapelden zich op, politiek én privé. In 1837 overleed Wilhelmina van Pruisen, de vrouw met wie hij een harmonieus huwelijk had gehad. Zijn dochter en oogappel prinses Marianne, die in 1830 was getrouwd met Albert van Pruisen, stevende af op een echtscheiding. In 1838 moest de koning het verlies van België erkennen; de financiële last van het paraat houden van een leger was echt niet meer te dragen. Van het enthousiasme over zijn koningschap was nog maar weinig over. Dat de spaarpot van Willem i dankzij de opbrengsten van zijn talloze ondernemingen overvol was, terwijl het land door de vruchteloze oorlog was opgezadeld met een torenhoge schuld, werd ervaren als groot onrecht.
De druk op de koning om zijn macht met anderen te delen, nam toe toen de scheiding met België in 1839 officieel werd. Voor die scheiding was een grondwetswijziging nodig, voor liberale hervormers een mooie aanleiding om ministers meer onafhankelijkheid te geven. Willem i was daar fel op tegen, maar de enkele jaren daarvoor nog conservatieve kroonprins sloot zich tot veler verrassing aan bij het liberale plan. De prins van Oranje schreef zijn vader dat de volksvertegenwoordiging recht had op regelmatig onderzoek naar het regeringsbeleid. En dat niet alleen de koning, maar ook de ministers verantwoording schuldig waren over het beleid.82 Willem i moest wel overstag gaan. Op 4 september 1840 tekende hij de nieuwe grondwet, die behalve de scheiding met België ook de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers vastlegde. Dat was een eerste stap op weg naar politieke onafhankelijkheid van de ministers tegenover de koning.
Kort daarna kondigde Willem i plotseling aan dat hij troonsafstand deed. Dat had niemand verwacht van deze regeringsbeluste koning, en er werd druk gespeculeerd over de reden. Zelf noemde hij de grondwetswijziging, die hij beschouwde als één grote motie van afkeuring van zijn koningschap, als oorzaak. Maar intimi wisten dat er nog iets anders speelde. De koning was verliefd geworden, en wel op een onmogelijke partij. Nadat hij acht jaar lang bloed en geld van zijn volk had verspild aan een hopeloze oorlog tegen de katholieke Belgen, wilde Willem Frederik trouwen met, uitgerekend, een katholieke Belgische gravin: Henriëtte d’Oultremont.83 Prins Willem was verontwaardigd, maar zag tegelijkertijd mogelijkheden. Misschien was nu eindelijk het moment gekomen dat zijn vader opzij zou stappen. ‘Ze is katholiek en Belgisch, dus denk je in wat dat voor een effect zal hebben in dit land,’ schreef hij samenzweerderig aan zijn zwager, de Russische tsaar. Inderdaad schreef het regeringsgetrouwe Algemeen Handelsblad toen er geruchten ontstonden, dat het niet waar kon zijn. Dat de koning zoiets vreselijks niet zou doen. De prins van Oranje rook zijn kans. Nadat eerdere veldtochten tegen zijn vader zo jammerlijk waren mislukt, startte hij nu een mediaoorlog. En die had succes, mede dankzij de hulp van een goede kennis, de intrigant Van Andringa de Kempenaer, die wel vaker was betrokken bij het onthullen of verhullen van schandalen.84 Van Andringa de Kempenaer regelde een afspraak voor de prins met de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, J.W van den Biesen. Op 9 maart 1840 ontving de prins hem in zijn paleis op de Dam, om hem te vertellen dat de geruchten wel degelijk klopten. Zijn vader wilde trouwen met een katholieke, Belgische vrouw. Van den Biesen beloofde de prins om van zijn krant een ‘wapen’ te maken tegen zijn vaders huwelijk.85 En dat deed hij. De dag daarna meldde het Algemeen Handelsblad dat wat de krant voor onmogelijk had gehouden, toch waar was.
Door de volkswoede die de berichtgeving veroorzaakte, kwam Willem Frederik met zijn rug tegen de muur te staan. Hij verkoos zijn huwelijk met Henriëtte boven het aanblijven op zijn toch al wankele troon. Na zijn aftreden in oktober 1840 vertrok hij met Henriëtte d’Oultremont naar Berlijn, waar hij na vier maanden met haar in het huwelijk trad. Dat huwelijk werd door de Nederlandse staat niet erkend, omdat het ‘morganatisch’ was. Voor Willem Frederik, die ooit op het strand van Scheveningen was binnengehaald als de redder van het vaderland, die ‘Zijne Doorluchtigheid’ was genoemd en jarenlang door iedereen zo niet goddelijke, dan toch wel superieure vaderlijke eigenschappen was toegedicht, was dit een roemloze slotscène.
Maar het was het finest hour van zijn oudste zoon, die nu eindelijk, eindelijk koning kon worden. De rollen waren nu omgedraaid en dat liet Willem ii zijn vader meteen ook voelen. In februari 1841 feliciteerde hij hem met zijn huwelijk ‘als zoon’, maar schreef hij zich ‘als koning’ genoodzaakt te voelen tot het voeren van ‘een hardvochtige gedragslijn’. ‘Het is met spijt in mijn hart als uw kind, dat ik u moet laten weten dat ik als koning gravin Henriëtte d’Oultremont niet als uw echtgenote kan erkennen en haar niet als zodanig kan ontvangen,’ aldus Willem ii. Tijdens de doop van zijn achterkleinzoon, die ook weer Willem heette, was de oude koning volgens een ooggetuige nog wel aanwezig en glipte hij zelfs naar binnen vóór zijn zoon, die als koning nu eigenlijk voorging. Maar Willem i had het huwelijk van de ouders van deze baby, de latere Willem iii en Sophie van Württemberg, dan ook nog zelf helpen arrangeren. Dat was gebeurd in de zomer van 1839, toen de geruchten over zijn eigen voorgenomen controversiële huwelijk rondzongen. Samen met het goedkeuren van de grondwetswijziging was deze koppeling Willem i’s laatste politieke daad.
De oude koning en zijn Henriëtte, die zich nu ‘graaf en gravin van Nassau’ noemden, waren geruime tijd personae non gratae in Holland. Als zij toch aankondigden op bezoek te willen komen, raakte heel politiek Den Haag in rep en roer.86 Steeds zag het paar daarom van die plannen af. Maar in de zomer van 1843 lieten zij zich niet meer tegenhouden. De graaf en gravin van Nassau reisden op de bonnefooi naar Den Haag, waar visservrouwen hen zomaar tegen het lijf liepen. ‘Het is onze oude Willem,’ riepen ze verbaasd.
Na dat eerste bezoek reisde de oude koning vaker naar Nederland. Hij gaf dan nog wel eens ouderwetse audiënties. Daarbij werd hem vooral om financiële steun gevraagd. Zijn vermogen bedroeg rond de dertig miljoen gulden, omgerekend naar nu meer dan een miljard, terwijl Nederland op dat moment juist diep gebukt ging onder een tekort van ongeveer hetzelfde bedrag.87 Als laatste nationale daad verstrekte Willem Frederik de Nederlandse regering uit zijn vergaarde vermogen een lening van tien miljoen gulden. Dat was een passende afsluiting van het ‘koninklijk gemanoeuvreer met afzonderlijke kassen en fondsen’ zoals de historicus Bornewasser het financiële beleid van Willem i typeerde.88 Van zijn huwelijk met Henriëtte heeft Willem i niet lang kunnen genieten. Op 12 december 1843 zakte hij in de werkkamer van zijn Berlijnse paleis na een beroerte in elkaar en overleed. Hoewel hij al een tijdje niet meer in Nederland woonde, werd hij toch in Delft begraven.
==
5 ‘Ik wil dat zo, ik wil daarbovenop een bloementuin’ – Willem ii op de troon (1840-1849)
==
Met in de hoofdrol:
Koning Willem ii, zijn vrouw Anna Paulowna, zijn oudste zoon kroonprins Willem, diens vrouw Sophie van Württemberg en de liberale staatsman Rudolf Thorbecke.
==
Eindelijk was Willem ii de baas, na zevenentwintig jaar lang knarsetandend te hebben moeten buigen voor zijn vader. Het was te merken dat hij zich lang op dit moment had verheugd. Voor zijn inhuldiging liet de nieuwe koning door een zilversmid speciaal vorstenregalia maken. In plaats van de houten kroon met gekleurd glas, die zijn vader had gedragen, zette Willem ii zilver op zijn hoofd. Hij kwam te paard, als een veldheer.90
Maar het regeren zelf viel tegen. Willem ii had zijn troonrede nog niet uitgesproken, of een onderwijzer uit de buurt van Arnhem fileerde het hele stuk van a tot z in de krant vanwege het in zijn ogen slechte taalgebruik. Dat soort kritiek was er niet geweest toen zijn vader in 1814 werd ingehuldigd. Toen hadden verslaggevers hun pennen bijna niet kunnen vasthouden van ontroering over de terugkomst van Oranje.
De geletterde bovenlaag liet zich niet meer zo makkelijk betoveren door de koning. Sinds de scheiding van België en door de slechte financiële toestand van het land was de romantiek er wel van af. Willem ii erfde een land in diepe crisis, waarvan alleen zijn inmiddels naar Berlijn verdwenen vader de diepere oorzaken kende. Ambtenaren en ministers uit diens voormalige ‘eenmansregering’ waren altijd alleen op de hoogte gesteld van flarden van het beleid. Om nu een minister te vinden die zijn naam aan de bijna failliete boedel durfde te verbinden, was openheid over de financiële toestand noodzakelijk.91 Het geven van die openheid was een van de eerste dingen die Willem ii moest doen. Toen bekend werd hoe slecht het land ervoor stond – met een staatsschuld van dertig miljoen gulden – leidde dat tot grote ontreddering en woede. Willem ii haalde de onverschrokken minister Van Hall weg bij Justitie om op Financiën een list te verzinnen. Onder zijn leiding werd een staatslening uitgeschreven waar de bevolking op kon intekenen tegen 3 procent rente. Ook werd gevraagd om giften om het land erbovenop te helpen. Ondanks aanvankelijke weerstand en zelfs bedreigingen aan het adres van de koning, werd uiteindelijk voor 121 miljoen gulden op de lening ingetekend.92 De nieuwe koning was door de vrijgevigheid diep ontroerd. Naar verluidt was de proclamatie waarin hij het nieuws over de succesvolle inzameling naar buiten bracht, bevlekt met zijn eigen tranen.93
Van Willem ii was overigens bekend dat hij snel huilde. Zelf geregeerd door zijn gevoel, regeerde dat gevoel ook het land. Het gevolg was een zwalkend beleid. ‘De opvattingen van vandaag zijn niet die van morgen’, had een Franse ambassadeur eind jaren twintig al eens opgemerkt over Willems wispelturigheid.94 Meebuigen kan noodzakelijk zijn om een troon te houden. Of om er een te krijgen, zoals Willem i had laten zien. Maar de ideeën van Willem ii veranderden wel héél snel. Rond 1818 pleitte hij nog voor verlicht koningschap, om eind jaren twintig juist weer conservatief te worden. Eind jaren dertig drong hij aan op liberale hervormingen, om zich, eenmaal koning, weer te ontpoppen als net zo’n alleenheerser als zijn vader. Van de liberale ideeën die hij ooit had gehad, bleek toen hij eenmaal op de troon zat geen spoor meer. Tijdens zijn overleg met ministers was de spanning om te snijden, zeker als iemand het in zijn hoofd haalde om over herziening van de grondwet te beginnen. Willem ii vond democratie mooi op papier, maar wilde er in zijn eigen land niets van weten. In Groot-Brittannië en in Frankrijk, ja dáár hadden ze ministers en volksvertegenwoordigers die je verantwoordelijkheid kon geven.95 Nederland daarentegen had een sterke leider nodig.
Maar intussen vroeg zijn omgeving zich af of deze koning eigenlijk wel zo sterk was. Willem ii was tweeslachtig in alles wat hij zei of deed. Hij hield van vrijheid én van hiërarchie, van soberheid én van pracht en praal. Formeel hield hij van vrouwen, informeel ook van mannen. Hij was gevoelig maar hardvochtig, welwillend maar heerszuchtig, sober maar uitbundig. Hij gaf persoonlijk geld aan duizenden behoeftigen, maar liet hongeropstanden bloedig neerslaan96 en hij schokte zijn minister van Koloniën Baud, met zijn puur op winst gerichte houding ten aanzien van de inheemse bevolking van Nederlands-Indië. In het opvoedingsplan voor zijn kinderen onderstreepte hij het belang van vrijheid, terwijl hij zijn oudste zoon, de latere Willem iii, juist een zeer strenge opvoeding gaf.97 Willem ii voerde campagne tegen zijn vaders huwelijk met een katholieke vrouw, maar prefereerde zelf juist de katholieke symboliek boven de kale protestantse rechtlijnigheid.98 Hij voelde zich persoonlijk zeer thuis bij de katholieke pastoor en later bisschop van zijn militaire residentie in Tilburg. Met hem, Johannes Zwijsen, onderhield hij een hechte vriendschap, die de geruchten over zijn ‘misdadige’ seksuele voorkeur schraagde.
Koning Willem ii verenigde zo veel tegenstrijdige eigenschappen in één persoon dat het moeilijk was om hem te kennen. Hij zei dingen die hij niet deed en hij deed dingen die hij niet zei. Door zijn biseksualiteit was hij al vroeg getraind geraakt in het verdoezelen van zijn ware gevoelens. Door zijn gespletenheid kon hij moeilijk de waarheid spreken. In zijn positie werd hij daartoe trouwens ook zelden gedwongen. Als de koning iets zei, dan was het zo. De enige die rechtstreeks confrontatie met hem zocht, was zijn vader. En met hem was hij dan ook in een permanente strijd verwikkeld.
De aard van de relatie met zijn vrouw, Anna Paulowna, is moeilijk te duiden. Het huwelijk was, zoals alle negentiende-eeuwse koninklijke echtverbintenissen, niet uit liefde gesloten. Toen het werd beklonken, had Willem zijn aanstaande zelfs nog nooit gezien. Maar dat haar broers hem altijd goed waren bevallen, gaf hem voldoende vertrouwen in een goede toekomst met haar. En het leek hem dat ‘dit huwelijk ook politiek gesproken zeer gelukkige gevolgen voor ons kan hebben’. Feit is dat Anna Paulowna en Willem lange tijd gescheiden leefden, hij in Tilburg, zij in Den Haag. Maar ze schreven elkaar wel vaak. Anna Paulowna steunde haar man, zoals dat een echtgenote betaamde. Bijvoorbeeld tijdens de ruzies met zijn vader. Anderzijds beschuldigde zij hem tegenover haar broer de tsaar ook van losbandigheid, omgang met verkeerde mensen en veronachtzaming van zijn huis. Toch scheen Anna Paulowna met de tweeslachtigheid van Willem ii redelijk uit de voeten te kunnen. Daarbij moet niet worden vergeten dat dit ook een kwestie van prestige was. De verantwoordelijkheid voor een goed huwelijk lag in de negentiende eeuw hoofdzakelijk bij de vrouw. Harmonie in het gezin stond of viel bij haar berusting, haar uithoudingsvermogen en bij het respect dat zij voor haar man wist op te brengen. Een vrouw die haar huwelijk niet goed wist te houden, deed iets fout. Ook al verklaarde de prins van Oranje nota bene in haar bijzijn dat een ‘vrijgezel gelukkiger is dan een getrouwd man’, toch zei Anna Paulowna tegenover haar schoonvader: ‘Ik weet ook dat Willem mij volmaakt gelukkig maakt.’99
De roep om politieke hervorming, de armoede en de financiële problemen van het land vroegen om een duidelijk antwoord, dat Willem ii gezien zijn karakter niet kon geven. Veel verder dan dat hij de baas was en moest blijven, strekte zijn visie niet. Maar de liberale hervormers zaten niet stil. Op 10 december 1844 zette hun voorman, Rudolf Thorbecke, met acht anderen (‘de negenmannen’) het debat op scherp door een voorstel in te dienen voor herziening van de grondwet. Dat voorstel maakte geen kans; de meeste zittende Kamerleden waren geen hemelbestormers. Maar de interesse van het publiek was door het voorstel wel gewekt en de discussie in de pers geopend.100 Willem ii voelde zich steeds verder in het nauw gedreven. ‘Hij die koning is, is een gevangene van de staat,’ schreef hij in een brief aan zijn dochter, Sophie van Weimar.101
De hobby’s van Willem ii, kunst en architectuur, gaven hem adem. Met het bouwen en verbouwen van zijn paleizen dacht hij zijn dromen wél te kunnen realiseren. Tussen 1840 en 1848 liet Willem ii het paleis aan de Kneuterdijk en het paleis Noordeinde verbouwen tot één indrukwekkend neogotisch complex. De gotische stijl herinnerde hem aan Oxford, waar hij zulke gelukkige jaren had doorgebracht. Maar ook het bouwen bleek een vastere koers te vergen dan Willem kon bieden. Ieder jaar wijzigde hij de plannen. Tot wanhoop van zijn aannemer, Ellinkhuizen, die ‘honderden slapeloze nachten’ had tijdens de bouw van het complex.102 Na de dood van Willem ii luchtte Ellinkhuizen tegenover de commissie voor diens nalatenschap zijn hart. Hij was met het werken voor de koning ‘meer achteruit- dan vooruitgegaan’ en was er ‘tien jaar ouder dan gewoonlijk’ door geworden. De koning had hem tot waanzin gedreven. ‘Zodra Zijne Majesteit sprak, moest ik de tekening maken, dezelfde dag dikwijls nog opgaven doen van de kosten en het werk aannemen; was het werk aangenomen en de tijdbepaling opgegeven, dan moest het werk in veel minder tijd worden opgeleverd.’ Willem ii wilde volgens Ellinkhuizen een dak, zonder lood of zink, dat helemaal was betegeld. Toen hij zei dat dit in het Hollandse natte klimaat onmogelijk was, antwoordde de koning: ‘Ha, ha, bange mensen, ik wil dat zo, ik wil daarbovenop een bloementuin en een wandelpad hebben.’ De koning wilde in zijn gotische zaal bovendien gemetselde gewelven, zonder dat ijzeren ondersteuning zichtbaar was. Toen Ellinkhuizen zei dat dit niet kon, zei hij: ‘Ik wil dat zo, man. Willen jullie het niet maken dan laat ik het door anderen doen.’ Nog tijdens de bouw stortte het hele gewelf in elkaar. En toen alles in 1848, nog net voor de dood van de koning, af was, begonnen de lekkages en bleek de bouw niet stevig. Van het droompaleis van Willem ii bestaat tegenwoordig alleen nog de gotische zaal. De rest moest worden afgebroken.
De aftakeling van het koninklijk paleis was symbolisch voor een andere neergang: die van de familie van Oranje. Vanaf 1840 ging het steeds verder bergafwaarts. Willem ii kon het vertrouwen in het monarchale bestuur van het koninkrijk dat door zijn vader al was beschadigd, niet herstellen en de liberale beweging die erop uit was om de koning zijn macht te ontnemen, werd met de dag sterker.
Iedereen die zijn oudste zoon, de aanstaande Willem iii, kende, hield bovendien zijn hart vast voor de toekomst.
In het systeem van erfopvolging dat nu nog steeds bestaat, telt geschiktheid niet. De functie gaat naar de eerstgeboren zoon, ongeacht diens kwaliteiten. Nu was in de kleine Europese cercle van vorsten bekend dat de oudste zoon van koning Willem ii en Anna Paulowna een enfant terrible was. Hij ontbeerde iedere vorm van inlevingsvermogen en onderscheidde zich door zijn brute en onbehouwen gedrag. Volgens Willem ii verstoorde zijn zoon ‘met zijn bizarre, recalcitrante ideeën altijd weer de harmonie binnen de familie’.103 De stemmingswisselingen en woedeaanvallen van de prins vielen meer mensen op. De Britse diplomaat Howard zei dat hij ‘weinig of geen’ vertrouwen had in het bestuur van de toekomstige Willem. Zijn gedrag, beaamde de Britse diplomaat Disbrowe, ‘is niet dusdanig dat het hem de waardering van zijn toekomstige ondergeschikten zal opleveren’.104
Een hofarts zocht de oorzaak in een verkeerde opvoeding,105 anderen vermoedden dat zij moest worden gezocht in de genetische invloed van zijn moeder, Anna Paulowna. De Romanovs hadden nogal wat gestoorde geesten in hun stamboom. De grootvader van de prins, tsaar Paul i, was daarvan een beroemd voorbeeld. Net als Paul, kon de prins van Oranje door zijn waandenkbeelden behoorlijk op drift raken. Toen hij twaalf jaar oud was, adviseerde zijn onderwijzer aan zijn vader om de prins ‘voorzichtig te laten zijn met zijn verbeelding, die hem soms doet ontsporen’. Het ging volgens de leraar ‘zover dat hij dingen die hij zelf heeft verzonnen, als feit aanneemt en daar als zodanig over vertelt’.106 De familie had betere kandidaten voor de troon. Prins Willems jongere broers, Alexander en Hendrik bijvoorbeeld. De eerste was een talentvol luitenant-generaal bij de cavalerie, de tweede vergaarde een indrukwekkend vermogen door de investering in tinmijnen in Indië. Maar de spelregel was dat de oudste zoon moest opvolgen.
Het vooruitzicht dat een fantast op de troon zou komen te zitten, maakte veel ministers en kamerleden liberaler dan ze eigenlijk waren. Voordat het zover was, kon er maar beter een nieuwe grondwet komen die de koninklijke macht inperkte. Thorbecke, die daar vurig voor pleitte, vond in het karakter van de kroonprins de rechtvaardiging van zijn plannen.
Hoewel Willem ii zelf ook weinig vertrouwen had in zijn oudste zoon, deed hij toch het noodzakelijke om hem verder te helpen. In 1839 zocht hij onder leiding van zijn vader, toen nog koning, een vrouw voor hem. Huwen en voortplanten was een noodzakelijke investering in de toekomst, hoezeer iedereen ook twijfelde aan het ‘materiaal’ waarmee gewerkt moest worden. De ongelukkige bruid werd Sophie van Württemberg, die op de avond dat zij onder zware druk van haar vader het huwelijksaanzoek van prins Willem accepteerde, zich naar eigen zeggen voelde alsof zij een ‘doodvonnis’ tekende. Ze vond dat haar aanstaande ‘geen goede manieren’ had, ‘matig onderlegd’ was en een ‘gebrek aan verstandelijke ontwikkeling’ had.107 Toch baarde zij snel na het huwelijk twee kinderen: prins Willem (‘Wiwil’) in 1840 en prins Maurits in 1843. Kinderen krijgen was nu eenmaal ook staatszaak.
Het was geen harmonische familie waar Sophie in trouwde. Aan het hof van Willem ii had eigenlijk iedereen ruzie met elkaar. Anna Paulowna was behalve de schoonmoeder ook de tante van Sophie, maar dat maakte de relatie niet warmer. Integendeel. Sophies moeder, Catharina Paulowna, had ooit geprobeerd om Willem ii in te palmen,108 maar Anna Paulowna had hem uiteindelijk gekregen. De zusters Anna en Catharina Paulowna hadden een ijzige verstandhouding met elkaar en Anna Paulowna had dus bepaald niet staan juichen toen de mannen in hun beider families het huwelijk bekokstoofden waardoor haar nichtje op een dag haar plaats als koningin zou krijgen.
Het familiehoofd Willem ii was bovendien gebrouilleerd met zijn vader, zijn moeder was dood, met zijn stiefmoeder had hij geen contact, en met zijn oudste zoon kon hij slecht overweg. Zijn echtgenote was onderhevig aan stemmingswisselingen en zelf had hij afpersers achter zich aan die hem chanteerden met zijn seksuele dubbelleven. Op dit strijdtoneel zorgde de verwende jongere zuster van Willem ii, prinses Marianne, voor de nodige afleiding. Je zou haar de prinses Margarita van toen kunnen noemen, maar zeker naar de maatstaven van die tijd, maakte zij het bonter dan de dochter van Irene. In 1814 nog een vertederend vierjarig prinsesje dat bij haar overkomst naar Holland alle harten veroverde, toonde Marianne als volwassene een opmerkelijke seksuele vrijgevochtenheid. De verhalen over erotische spelletjes in haar villa te Voorburg zijn legendarisch. Zo zou zij een verhoogd plateau hebben laten timmeren op een kale boomstam in haar tuin, waar zo nu en dan naakte jonge vrouwen op plaatsnamen. Stalknechten, slechts gekleed in rijlaarzen, moesten het plateau beklimmen. Wie als eerste boven was, mocht de vrouw onder de ogen van prinses Marianne en enkele genodigden, ‘nemen’.109 In het begin van de jaren dertig kreeg Marianne problemen met haar echtgenoot, Albert van Pruisen. Eerst werd de schuld bij hem gezocht. In geheimschrift rapporteerde de Haagse commissaris van politie, Abraham Ampt, verontwaardigd dat Albert werd gesignaleerd in bordelen.110 Maar toen Marianne bij hem wegliep en een relatie begon met haar – eveneens getrouwde – lakei Johannes van Rossum, veranderde medelijden met haar in verachting en werd zij sociaal gezien een paria, zeker toen zij in januari 1849 ook nog van hem in verwachting raakte. Anna Paulowna en Willem ii kregen eind februari 1848 nog een grote schok te verwerken toen hun geliefde zoon, Alexander, op 29-jarige leeftijd overleed.
Maar alle persoonlijke problemen werden naar de achtergrond gedrongen toen in diezelfde maand februari de troon in gevaar kwam. In Europa brandde een internationale revolutie los die alle koningshuizen in het nauw bracht. Het systeem van monarchale solidariteit dat in 1814 de revolutionaire geest terug in de fles had gekregen, stond op het punt om het te begeven. Eind februari 1848 werd in Frankrijk koning Louis-Philippe van Orléans afgezet door het volk. Sophie van Württemberg schreef geschokt aan haar vriendin dat ze het niet kon geloven. Maar liberalen zoals Thorbecke zagen hun doel juist dichterbij komen. Zij hadden altijd al voorvoeld dat er een schok nodig was om constitutionele hervormingen erdoor te krijgen.111 De veranderingen aan de grondwet waar de koning tot dusver mee akkoord was gegaan, gingen niet ver genoeg. Voor echte verandering waren krachten van buiten nodig. En die dienden zich nu aan. Na de Franse opstand in maart volgden opstanden in Oostenrijk, Hongarije en Pruisen en braken ook in Amsterdam en Den Haag relletjes uit. Onder de elite was de sfeer gespannen. ‘We deden ons best om vrolijk en op ons gemak te lijken,’ schreef de Engelse lady Emma Disbrowe, die te gast was bij vrienden in Den Haag, ‘maar alle oren waren gespitst om te horen of er een steen werd gegooid door het raam, wat het signaal zou zijn dat het huis werd aangevallen.’
Om de troon niet kwijt te raken en om niet te hoeven vluchten, net als zijn ouders en grootouders in 1795, besloot Willem ii tot een ingrijpende koersverandering. Deze ommezwaai, in het voorjaar van 1848, zou Willem ii mede tot zijn eigen verwondering de geschiedenis doen ingaan als de leider van de grootste liberale staatkundige vernieuwing van de eeuw. Dankzij hem zou het koningschap drastisch veranderen. Het was niet uit overtuiging dat hij die stap nam, wel uit overlevingsdrang. De rijtuigen stonden volgens diplomatendochter Emma Disbrowe al klaar voor een nieuwe vlucht van de koninklijke familie naar het buitenland, toen Willem ii op 13 maart 1848 de voorzitter van de Tweede Kamer, Boreel van Hogelanden, bij hem op het paleis ontbood. Hij was bereid een offer te doen, zei hij. Hij wilde een ruime grondwetsherziening. Boreel antwoordde dat dit volgens hem geen ‘offer’ was, maar een daad ‘in het belang van de dynastie en van de troon’.112 Willem ii drukte de Kamervoorzitter daarop de hand en zei de zaak nu snel te willen regelen, voordat ‘een hoop volks hem of de Kamer zou trachten te intimideren’. Twee dagen later riep de koning de Oostenrijkse, Pruisische, Engelse en Russische gezanten bij elkaar en zei: ‘Voor u ziet u een man die in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal is geworden.’ Hij moest wel, legde hij aan het gezelschap uit. ‘Ik dacht dat het beter was de schijn te wekken dat ik er uit vrije wil mee heb ingestemd, dan dat ik er later toe zou worden gedwongen.’ In het najaar van 1848 werd de nieuwe grondwet van kracht. Het goedkeuren daarvan is het belangrijkste dat Willem ii in zijn regeerperiode heeft gedaan. Wat de koersvaste Willem i in de crisis rond België te laat deed: toegeven, deed zijn wispelturige zoon op tijd. Doordat hij zich opzij liet schuiven, voorkwam hij dat hij werd afgeschaft, zoals met zijn collega in Frankrijk gebeurde.
De nieuwe grondwet bepaalde dat niet de koning, maar de ministers voortaan verantwoording schuldig waren aan het parlement. De koning zou niet langer hoeven te bepalen of en wanneer ministers in de Kamers verschenen en wat ze daar moesten doen. De koning werd als ‘onschendbaar’ uit de politiek omhoog getild, zodat ministers voortaan samen beleid konden maken. Van moderne democratie was in de verste verte nog geen sprake, want alleen de rijken hadden stemrecht. Maar de grondwet bood aan ministers voortaan wel de ruimte om zelfstandig te opereren en daardoor kon het parlement, dat hun beleid moest controleren, een serieuzere rol krijgen.
Ofschoon Willem ii een nederlaag had geïncasseerd, was hij nog nooit zo hartelijk toegejuicht bij een opening van de Staten-Generaal als in september 1848. En dat terwijl het in de rest van Europa nog steeds onrustig was. Het besluit om de grondwet te wijzigen, maakte hem steeds vrolijker. Want populariteit, daar was hij gevoelig voor. Zoals wel vaker, haalde hij ter verklaring van dit ‘wonder’ de hogere machten erbij. ‘Het is werkelijk een inspiratie van boven die mij heeft geleid,’ schreef hij naderhand aan zijn dochter Sophie.113 In werkelijkheid kwam de inspiratie van beneden: van zijn (liberale) onderdanen.
Willem ii heeft de nieuwe verhoudingen zelf nog nauwelijks kunnen meemaken. Op 17 maart 1849, een jaar nadat hij akkoord ging met de plannen voor de nieuwe grondwet, overleed hij plotseling aan een hartstilstand. Johannes Zwijsen, de Tilburgse bisschop, deed uitgebreid verslag van zijn sterfbed. Zijn vrouw, Anna Paulowna, kreeg te horen dat de koning te zwak was om haar te ontvangen en werd pas bij hem toegelaten toen hij al dood was. Dat had een langdurig en ijselijk gegil van haar tot gevolg.
Toen brak het moment aan dat velen zo hadden gevreesd: Willems oudste zoon moest koning worden.
==
6 ‘Vindt u hem niet precies een gek?’ – Willem iii op de troon (1849-1890)
==
Met in de hoofdrol:
Koning Willem iii, zijn eerste vrouw Sophie van Württemberg en hun zoons Willem (‘Wiwil’) en Alexander, en zijn tweede vrouw Emma van Waldeck-Pyrmont en hun dochter prinses Wilhelmina.
==
Onder degenen die met angst en beven de dag tegemoetzagen dat Willem iii koning moest worden, was ook zijn eigen vrouw, Sophie van Württemberg. ‘Het ergste komt als de koning voorgoed zijn ogen sluit,’ schreef ze op 3 februari 1845. ‘Ik smeek God op mijn knieën dat het nog heel lang moge duren voor het zover is.’ Maar vier jaar nadat ze dat schreef, was het zover. En er was een merkwaardige complicatie: Willem iii wilde zelf niet. Nadat Willem ii de verantwoordelijkheid voor het beleid aan zijn ministers had afgestaan, had zijn oudste zoon verkondigd dat het voor hem op deze manier niet meer hoefde. Dat ze hem als koning mochten overslaan en dat ze zijn oudste zoon, de toen acht jaar oude Willem iv, bijgenaamd ‘Wiwil’, de honneurs maar moesten laten waarnemen. Twee maanden voor de plotselinge dood van zijn vader, op een donkere regenachtige ochtend in januari 1849, had prins Willem de boel de boel gelaten om te vertrekken naar zijn minnares in Engeland. Sophie had verbitterd geschreven aan haar vriendin: ‘Hij is weg. Naar die vrouw van hem, met achterlating van onbetaalde schulden en thuis een chaos waarvan men zich geen voorstelling kan maken.’114
In bestuurlijke kring heerste ook een ‘opgeruimd staat netjes’-gevoel. Als de beruchte kroonprins vrijwillig afstand deed, kon een evenwichtiger lid van de familie, oom Frederik bijvoorbeeld, regent worden tot prins ‘Wiwil’ meerderjarig was.
Maar Sophie was zich ervan bewust dat behalve de toekomst van haar man, ook die van haar op het spel stond. Als hij geen koning werd, werd zij geen koningin, terwijl dat nu juist de reden was geweest dat ze destijds met hem had moeten trouwen. Als de troon aan Willems neus voorbijging, hield zij de last van met hem gehuwd te zijn, terwijl ze de lusten misliep. Als koningin zou ze naar eigen zeggen namelijk ‘meer interesses hebben, omgaan met intelligente mensen, iets te doen hebben, iemand zijn’.
Hoe ongeschikt prins Willem voor het koningschap ook mocht zijn, hij moest op de troon, besloot Sophie. ‘Ieder interregnum zou een ramp zijn, en de Nederlanders wensen rust,’ verklaarde ze in een brief aan haar vriendin.115 Terwijl Anna Paulowna zich in Tilburg huilend en gillend op het lijk van haar dode man, Willem ii, stortte, hield Sophie haar hoofd koel. Ze ontbood de ministers en vertelde hun dat haar man ‘goed recht’ had om koning te zijn, dus dat het hem op zijn minst gevraagd moest worden. De ministers antwoordden volgens haar ‘geprikkeld’; Willem had toch gezegd dat hij onder de nieuwe grondwet niet wilde regeren? Maar Sophie vond dat pas als Willem na uitdrukkelijk verzoek zou blijven weigeren, een regent aangewezen kon worden.
De ministers zagen ook in dat de stabiliteit van het land misschien wel niet gebaat zou zijn bij een breuk in de erfopvolging. Dus vertrok een drietal van hen naar Engeland om prins Willem tot terugkeer te bewegen. Enkele dagen later begaf Sophie zich naar de haven bij Hellevoetsluis, in de hoop daar de nieuwe koning te ontvangen. Ze moest tweeënveertig uur wachten, waarin ‘miljoenen gedachten, of gebeden’ door haar hoofd gingen. ‘Hebt u geaccepteerd?’ vroeg ze toen Willem eindelijk van de boot kwam. ‘Ja,’ antwoordde hij. En daarna, haast kinderlijk: ‘Wat moet ik nu doen?’
Dat Willem iii op dit beslissende moment om raad vroeg bij zijn vrouw, was tekenend voor hun verhouding. Sophie was intelligenter en praktischer dan hij. Ingewijden waren op de hoogte van deze scheve verdeling van talenten en zelf kon Willem er ook niet omheen.
Maar voor het grote publiek was Willem iii de vader des vaderlands. Aan het begin van zijn regeringsperiode was hij populair genoeg. Hij had zijn uiterlijk mee, was groot en sterk, zoals past bij een vaderfiguur. De meeste Nederlanders bleven lange tijd onkundig van zijn vreemde buien. De inhuldiging, in mei 1849, verliep volgens Sophie ‘uitstekend’.116 ‘Ik zag er goed uit en hij ook,’ schreef ze. Toeschouwers vormden een cordon rond de koning en zijn paard en brachten hem zo naar het paleis op de Dam. Sommigen probeerden daarbij even zijn laars, zijn uniform of zijn sabel aan te raken.117 Toen Sophie in de Nieuwe Kerk verscheen met haar twee zoons, werd ze ‘uitbundig’ toegejuicht.
De eerste dagen vervulde Willem iii het koningschap beter dan verwacht. Tot opluchting van zijn vrouw gedroeg hij zich ‘correct’ en was hij ‘gelukkig en in opgewekte stemming’. De geringe verwachtingen van de nieuwe koning hadden als voordeel, analyseerde zijn moeder, Anna Paulowna, dat ‘men prettig [is] verrast door alles wat hij tot dusver heeft gedaan’.118
Maar anderhalve week nadat ze dit vaststelde, ging het al mis. Op 1 mei 1849 schreef Sophie aan haar vriendin dat haar man ruzie schopte met zijn ministers en met de hofhouding. ‘Mijn hart is vol angst. De ogen van de mensen gaan open, de eerste opwelling van geestdrift is al voorbij.’119
Met een koning die serieus beval om ministers of ambtenaren te laten executeren, was het moeilijk werken. De regering had de koning dankzij de nieuwe grondwet in theorie minder nodig dan destijds zijn vader. Maar het duurde een tijd voordat de theorie van de grondwet praktijk werd en de koning dreigde in het begin regelmatig met aftreden. Ook ging in de eerste jaren van zijn bewind het gerucht dat hij een grondwetsherziening wilde forceren die zijn macht zou herstellen.120 Ministers hadden zwaar te lijden onder de beledigingen die ze tijdens zijn woede-uitbarstingen naar hun hoofd geslingerd kregen. Vooral de ministers van Oorlog, het terrein waar de koning zich in zijn historische rol van ‘opperkrijgsheer’ bij uitstek bevoegd voelde. Ministers van Oorlog hadden de twijfelachtige eer om met koning Willem iii een ‘bijzondere relatie’ te hebben, wat er uiteindelijk toe leidde dat voor de post nog nauwelijks kandidaten te vinden waren.121 Volgens Kamerlid Van Eck was de koning zo overtuigd van zijn oppergezag over de strijdkrachten dat hij op een dag beval het Binnenhof te belegeren. Oorlogsminister Weitzel, ingeklemd tussen parlement, legerleiding én de vaak briesende koning, blies stoom af door van Willem iii een ‘zielkundige studie’ te maken. De gouverneur-generaal in Nederlands-Indië, Loudon, beschreef in zijn dagboek hoe hij op zijn stoel zat te ‘beven van geconcentreerde woede’ terwijl hij door de koning werd uitgescholden en bedreigd.
Het is moeilijk om achteraf vast te stellen aan welke geestelijke aandoening(en) Willem iii precies leed. Vaststaat dat hij zich door het minste of geringste in zijn waardigheid voelde aangetast, last had van driftaanvallen en moeilijk onderscheid kon maken tussen waan en werkelijkheid. Tot op heden wordt in de koninklijke familie verwezen naar het ‘Russische bloed’ van de Romanovs dat Anna Paulowna in het Huis van Oranje heeft geïntroduceerd. Dit ter verklaring van driftaanvallen. Volgens Sophie stormde koning Willem op een dag zomaar haar kamer binnen om haar hard te krabben op haar armen, hals en keel. Om de krassen enigszins te camoufleren droeg ze dagenlang lange zwarte handschoenen.122 Sophie was ervan overtuigd met een ‘gestoord mens’ van doen te hebben,123 net als de gouverneur-generaal Loudon die tijdens de eerdergenoemde woede-uitbarsting van de koning dacht dat hij ‘met een gek te doen had’. ‘Vindt u hem niet precies een gek?’ schreef ook hofdame Henriëtte van de Poll over de koning aan haar moeder.124 Uit haar gedetailleerde brieven naar huis komt Willem iii naar voren als een gekwelde geest, die, ervan overtuigd dat zijn omgeving tegen hem samenspande, zichzelf overeind probeerde te houden door iedereen bang te maken.
Hofpersoneel moest ertegen kunnen om het ene moment te worden uitgescholden, om daarna juist weer mierzoet te worden aangehaald. ‘Houdt uw vader van bloemen?’ vroeg hij dan bijvoorbeeld aan Henriëtte van de Poll. Anderzijds choqueerde de koning zijn omgeving graag door grove taal te gebruiken. Dat belastte het fijnbesnaarde trommelvlies van de hem omringende adellijke hovelingen bovenmatig. Toen in 1862 een Japanse delegatie bij hem op bezoek kwam, riep hij volgens een daar aanwezige hoffunctionaris dat zijn gasten ‘godverdomme wel wandluizen’ leken. De hofarts Sytze Greidanus had de handen vol aan Willems personeel, dat leed aan ‘nerveuze stoornissen’, ‘overprikkelde zenuwen’ en maagklachten. Weitzel beschreef hoe de koning op een balkon in Montreux zijn kamerjas opengooide om zijn geslachtsdelen te tonen aan passagiers van langsvarende boten. Daar vloeide een diplomatieke rel uit voort, die met veel diplomatieke inspanning werd gesmoord.
In de loop van Willem iii’s regeerperiode draaide het roddelcircuit op volle toeren. Het opmerkelijkste gerucht was dat de koning zijn eigen vader zou hebben vermoord. Het was algemeen bekend dat vader en zoon op slechte voet stonden. Tegen het einde van Willem iii’s regeerperiode, in 1887, stelde de socialist Sicco Roorda van Eysinga dit gerucht op schrift. Een andere versie van het ‘vadermoord’-verhaal verscheen bijna een eeuw later, van de hand van Feyo Schelto van Heemstra, de zoon van de particulier secretaris van de latere koninginnen Emma en Wilhelmina. Hij beschrijft hoe Willem ii onverwachts op Het Loo verscheen, waar zijn zoon juist een feest hield met naakte vrouwen. Uit woede zou hij hem toen hebben doodgeschoten. Maar voor de koningsmoord zijn verder geen aanwijzingen, en praktisch gezien lijkt het onwaarschijnlijk dat koning Willem ii, die in de ochtend van 13 maart 1849 in Rotterdam nog een schip bezocht, diezelfde avond op Het Loo was, om diezelfde nacht om twee uur vanuit zijn paleis in Tilburg een dokter te laten roepen. Willem iii zat volgens de beschikbare bronnen op het moment dat Willem ii stierf, bovendien in Engeland. Aannemelijker is dat de geruchten in de loop van de regeerperiode van Willem iii zijn ontstaan als gevolg van zijn merkwaardige gedrag en bovendien welkome munitie waren voor de socialistische beweging, die aan het eind van de negentiende eeuw in opkomst was.
Veel andere roddels hadden wel grond. Willem iii’s promiscuïteit bijvoorbeeld. Volgens Sophie ging hij zover, dat hij op paleis Het Loo ‘een soort kroeg’ inrichtte, waar hij vrouwen ontving. Deze activiteiten konden lange tijd worden gecamoufleerd, maar vanaf het begin van de jaren zestig raakten de verhalen over de vele minnaressen van de koning toch in bredere kring bekend.125
Volgens zijn tante Marianne, het andere zwarte schaap van de familie, was haar neef geen ‘aardige man’ en was er niets waar hij goed in was, maar was hij ook niet in staat tot werkelijk kwade dingen.126 Maar minister Weitzel en echtgenote Sophie vonden dat zijn totale gebrek aan inlevingsvermogen Willem iii wel tot een kwaadaardig persoon maakte. Ook hofdame Henriëtte van de Poll berichtte veelvuldig over de ‘wreedheid’ en het gebrek aan medeleven van de koning.127 Zelfs Willem iii’s milde adjudant, Dumonceau, die de koning ondanks alles ‘een diepe genegenheid’ toedroeg, koesterde ‘een zekere vrees’ voor deze man, bij wie ‘een kleinigheid zijn ideeën verstoorde’ en hem ‘de redelijkheid totaal uit het oog’ deed verliezen.128
Toch keek Dumonceau meestal geamuseerd naar wat zijn baas nu weer voor geks deed. Triomfantelijk vermeldde hij ook in zijn memoires dat hij de koning ‘vaak op andere gedachten bracht’.129 Aan de geestesziekte van de koning was dus eer te behalen: zij gaf ondergeschikten de gelegenheid om bij te sturen. Dat zou een van de redenen kunnen zijn dat een gestoord mens als Willem iii het zo lang – eenenveertig jaar – op de troon uit heeft kunnen houden. Hij werd hierbij gedragen door dienaren, die het een eer vonden om hem de weg te wijzen.
Ook de liberalen hadden baat bij het vreemde gedrag van de koning. Voor hen was Willem iii de juiste man op het juiste moment. Vanaf het moment dat de nieuwe grondwet van kracht werd, ruzieden zij met de conservatieven over de interpretatie ervan. De liberalen vonden dat de ministeriële verantwoordelijkheid niet samenging met een politieke rol voor de koning, de conservatieven vonden van wel.130 Met Willem iii aan het roer kregen de liberalen de kans om de ruimte die de nieuwe grondwet hun gaf, volop te benutten. De koning schold dan wel veel, maar hij was door zijn geestelijke verwarring nauwelijks in staat om serieus politiek te bedrijven. Thorbecke, drie keer minister van Binnenlandse Zaken in de regering van Willem iii, had altijd twee pennen op zak als hij de koning iets wilde laten ondertekenen. Als de koning de eerste pen woedend door de kamer had gesmeten, zei Thorbecke: ‘Hier had ik al op gerekend’ en haalde de tweede pen tevoorschijn.
De koning maakte het de liberalen gemakkelijk om hun interpretatie van de grondwet – de ministers besluiten, de koning is van die besluiten slechts het symbool – door te duwen. De conservatieven zagen langzamerhand in dat zij met hun bondgenoot, de onberekenbare koning, in het moeras belandden. Een door hem afgedwongen kabinet dat niet de steun van de Kamer had, sneuvelde in 1858.131 Dat jaar wordt beschouwd als een keerpunt: de Kamer dwong het ontslag van het kabinet af. De liberale interpretatie van de nieuwe grondwet had gewonnen: ministers moesten luisteren naar de Kamer, in plaats van naar de koning. Tussen 1866 en 1868 had een vergelijkbare confrontatie plaats, waarbij het parlement ook aan het langste eind trok. Nederland was voortaan een parlementaire monarchie.132
Koningin Sophie profiteerde minder van de gekte van haar man dan de liberalen. Ze werd er vooral heel moe van. Knarsetandend moest ze toezien hoe hij zichzelf en het hele Nederlandse hof belachelijk maakte. ‘Ik ben halfdood van al het sussen en gladstrijken,’ schreef ze aan haar vriendin, na een bezoek van de prins van Zweden.133 Sophie compenseerde veel. In haar ambitie om van haar leven wat te maken, gaf ze aan het hof van haar half waanzinnige echtgenoot toch nog enige glans. ‘Als de koningin er niet is, bestaat het Nederlandse hof niet meer,’ zei een Pruisische gezant zelfs in 1850.134 Maar Sophies bewonderaars zaten vooral in het buitenland. Napoleon iii, sinds 1848 president en later keizer van Frankrijk, was een van haar beste vrienden. Dichter bij huis werd ze door velen gezien als vals en ambitieus. Zelf schreef Sophie die negatieve mening over haar toe aan de ‘onvoorstelbaar lage dunk van het begripsvermogen van een vrouw’, die Hollanders volgens haar hadden.135 Inderdaad werd Sophies intellectuele kijk op zaken niet altijd gewaardeerd door de mannen aan het hof. De gouverneur van de twee prinsen Wiwil en Alexander, De Casembroot, vond haar hoogdravende opvattingen onverdraaglijk. Was haar maar wat meer vertrouwen in God bijgebracht, verzuchtte prinses Marianne in een brief aan een vriendin.136 Als internationale ster die in eigen omgeving minder op waarde werd geschat, keek Sophie minachtend naar de in haar ogen bekrompen Hollanders, met hun ‘lelijkste taal die er bestaat’.137 Een minachting die ze deelde met haar schoonmoeder, Anna Paulowna.
Wat zij óók met elkaar deelden, was verachting voor prinses Marianne, de zuster van Willem ii. De koningin en de koningin-moeder waren het erover eens dat haar losbandige gedrag niet door de beugel kon en geen van beiden wilden haar na de geboorte van haar onechte zoon, in 1849, nog zien. Toen Marianne haar familie begin jaren vijftig kwam vragen om een adellijke naam voor hem, kreeg zij nul op het rekest.
Maar deze gedeelde afkeer bracht Anna Paulowna en Sophie niet dichter bij elkaar. Voor Anna Paulowna was het moeilijk te accepteren dat Sophie haar positie als koningin overnam. Ze trok zich na de dood van haar man verbitterd terug op Soestdijk en op Buitenrust bij Scheveningen. Troost zoekend in haar Russisch-orthodoxe geloof en ervan overtuigd dat haar zoon was overgeleverd aan zijn vrouw, ‘zijn gesel hier op aarde’.138
De kinderen van Willem iii en Sophie hadden zwaar te lijden onder het slechte huwelijk van hun ouders. Kroonprins Wiwil en zijn broer Maurits werden volgens hun gouverneur De Casembroot verwaarloosd, terwijl hun vader en moeder oorlog voerden. De in 1840 geboren Wiwil, de toekomstige Willem iv, werd door zijn vader, als hij zich met hem bemoeide, bovendien ongewoon hard aangepakt. Dat leidde er volgens De Casembroot mede toe dat de prins in 1849 een onhandelbare jongen was, die voortdurend dwarslag, egocentrisch en gevoelloos was en grove taal uitsloeg. Om hem klein te krijgen, werd Wiwil in 1852 naar een elitaire kostschool gestuurd. Daar werd hij scherp in de gaten gehouden, niet in de laatste plaats door zijn gouverneur, die van deze observaties tot in de intiemste details verslag deed.
Wiwils jongere broer, Maurits, was volgens De Casembroot gezeglijker. Maar toen Willem iii een jaar op de troon zat, kreeg deze lieveling van Sophie, zeven jaar oud, hersenvliesontsteking. Sophie en de koning kregen ruzie over de behandeling en tijdens die ruzie stierf hun kind, op 4 juni 1850. Daarop brak een totale oorlog uit in huis. Op 3 oktober 1850 schreef Sophie dat zij ‘niets meer te verwachten’ had van een man ‘die zich van zijn vrouw afkeert aan het sterfbed van hun kind’. Voor Sophie was de dood van haar jongste zoon de genadeklap. Volgens haar vriendin lady Malet was ze sindsdien ‘nooit meer kalm of gelukkig’. ‘Altijd op de vlucht voor zichzelf. Een eeuwigdurende marteling.’139 Sophie had nu alleen nog haar oudste zoon, Wiwil, die ze in zijn driftbuien op zijn vader vond lijken.
Ze zag maar één manier om het leven toch nog vol te houden: een nieuw kind baren. De slechte verhouding met de koning stond dat kennelijk niet in de weg.140 Op 25 augustus 1851, iets meer dan een jaar na de dood van Maurits, werd prins Alexander geboren. Vlak daarna ondernam Sophie stappen om zich van haar man te laten scheiden. Er was correspondentie tussen Nederland en Württemberg omtrent de voorwaarden. De echtscheiding werd nooit officieel, maar van samenleven was geen sprake meer. Sophie woonde op Huis ten Bosch, terwijl Willem iii meestal verbleef op paleis Noordeinde of op Het Loo. Toen bleek dat hun jongste zoon Alexander mismaakt was – zijn ruggengraat groeide krom en zijn linkerschouder was hoger dan de rechter – dacht Willem iii volgens Sophie nog steeds aan ‘niets anders dan aan de jacht, zijn maîtresse, zijn smerige vermaken’.141
==
Er was nog iets waar de koning vaak aan dacht: oorlog. Willem iii droomde ervan om die mee te maken, net als zijn vader en grootvader. Tot zijn grote verdriet was hem dat niet gegeven: zijn land verkeerde gedurende zijn hele regeringstijd in vrede, de overzeese oorlog in Atjeh buiten beschouwing gelaten. ‘Hij leefde in een tijd zo saai, zo kleurloos dat u als mens van de twintigste eeuw u daar geen voorstelling van kunt maken,’ zei zijn dochter Wilhelmina, die toen nog geboren moest worden, later over Willem iii. ‘Volmaakt effen land, waarin niets van allure te doen viel, waarin vooral van het koningschap heel, heel weinig viel te maken. Vader heeft altijd zijn vader en grootvader benijd, die in een tijd leefden dat er iets te presteren viel.’142
Willem iii moest het hebben van relatief kleine nationale rampen, zoals de in Nederland geregeld terugkerende overstromingen. De watersnood in de winter van 1861 bijvoorbeeld. Na dagen van elkaar snel afwisselende dooi en vorst braken in Brabant en Gelderland de dijken door en vielen tientallen doden. Tijdens een bezoek aan het overstroomde gebied kon Willem iii zich eindelijk voelen wat hij zo graag wilde zijn: een nationale held. Volgens hoogleraar Lauts, die een boekje samenstelde over de koning tijdens de ramp, werd Willem iii in het dorp Alphen begroet ‘als een reddende Engel door de Hemelse Vader gezonden’. Hij stond ‘tot aan de knieën in het water, om hen, die alles verloren hadden, toe te spreken, troostwoorden toe te voegen en hun het uitzicht op de toekomst te verhelderen’.143 Thuis beschreven als ‘precies een gek’, werd de koning in Alphen verwelkomd als verlosser. In zijn euforie begon hij opeens, geheel tegen zijn gewoonte in, feesten te geven. Sophie schreef kort na de watersnoodramp dat zij opeens ‘in een sfeer van louter bals’ leefde. ‘Die plotselinge dolle zucht naar feesten is vreemd voor iemand van zijn leeftijd,’ merkte zij nuchter op.144 Volgens hofdame Henriëtte van de Poll was de watersnood twintig jaar later in het paleis aan tafel nog steeds hét favoriete gespreksonderwerp van Willem iii.145
De relatie tussen de koning en zijn opgroeiende opvolger, kroonprins Wiwil, raakte intussen volledig verstoord. Volgens de negentiende-eeuwse Oranjetraditie hield de koning zijn oudste zoon zo ver mogelijk van de troon. Wiwil, die volgens zijn moeder intelligenter en wereldser was dan zijn vader, had, ook geheel volgens de familietraditie, geen enkel respect voor hem. En eenmaal volwassen, zocht hij de opwinding in het Haagse nachtleven. ‘Ik zoek geen geluk, ik zoek alleen genot,’ zei hij tegen zijn verontruste moeder.146 Toen hij eindelijk een serieuze liefde vond, Mathilde van Limburg Stirum, verbood zijn vader hem met haar te trouwen, naar verluidt omdat zij geen prinses was. Tekenend voor Willem iii’s reputatie was dat in het roddelcircuit nog een andere reden werd genoemd, namelijk: dat Mathilde een halfzusje van Wiwil was.
Na de dwarsboming van dit huwelijk wilde Wiwil helemaal niets meer met zijn vader te maken hebben. Hij vertrok in 1875 naar Parijs, waar hij enthousiast werd onthaald door de beau monde, die het wel interessant vond dat deze kroonprins ‘een ijzeren stoel op het terras van Bignon’ verkoos ‘boven alle kastelen van zijn vaderland’. Maar zijn moeder, Sophie, was er ‘dodelijk bedroefd’ om. Toen haar zoon 36 jaar oud was en nog steeds niet getrouwd, begon zij te vrezen dat het koninklijke geslacht waar zij haar leven aan had gewijd, ten onder ging: ‘Ik heb een groot verdriet. Het betreft mijn oudste zoon. Ik zie hoe dit nobele Huis van Oranje, dat glorieuze geslacht, uitsterft.’147 Terwijl Wiwil volgens zijn moeder niets voelde ‘voor een huwelijk met een prinses’148 viel van haar jongste zoon, prins Alexander, op dat gebied ook weinig te verwachten. Zij vond hem weliswaar ‘een voortreffelijk mens’, maar zag dat hij ‘geen charme voor vrouwen’ had, en: ‘hij voelt ook niets voor hen’.149 Op die regel was Sophie zelf de enige uitzondering: prins Alexander adoreerde zijn moeder. Toen Sophie, wier ‘hele bestaan’ naar eigen zeggen draaide ‘om die twee jongens’150 in 1877 stierf, sprak heel Den Haag nog weken over hoe Alexander steeds naar de kist was teruggelopen om die te kussen.
Sophie liet een ontredderd huis achter. Drieënzestig jaar na oprichting was de Oranjemonarchie op een dieptepunt beland. Met aan het roer een verwarde koning, die op voet van oorlog verkeerde met zijn beide ongetrouwde zoons, van wie de oudste zich vermaakte in het Parijse nachtleven en de jongste een kluizenaarsbestaan leidde in Den Haag. Maar het kon nog erger, merkte de hofhouding ruim een maand na de dood van Sophie. Toen ging Willem iii openlijk samenleven met een Franse operazangeres, mogelijk een bijvangst van de masterclasses voor operazangers en -zangeressen die hij regelmatig op Het Loo organiseerde. Zijn omgeving was buiten zichzelf van afgrijzen. De tijd dat operazangeressen Maria Callas-achtige allure konden verwerven, lag nog in het verschiet. Wat status betreft kwam juffrouw D’Ambre eerder in de buurt van een prostituee. Zij was de dochter van een trompettist, maar Willem iii dacht het probleem van haar komaf te kunnen oplossen door haar in de adelstand te verheffen. Van ‘mademoiselle D’Ambre’ maakte hij ‘comtesse D’Ambroise’. Hij liet de vertrekken van de overleden koningin Sophie voor haar gereedmaken, en meldde zijn omgeving dat hij met haar ging trouwen. Met vereende krachten werd hij daarvan afgebracht. De zangeres werd ongetrouwd ondergebracht op een landgoed in Rijswijk, waar de koning zelf ook min of meer ging wonen. Als hij even in Den Haag moest zijn, wist hij niet hoe snel hij naar haar terug moest keren, hetgeen volgens adjudant Dumonceau leidde tot wilde ritten in de koninklijke koets, waarbij het rijtuig ‘soms met twee wielen over de stoep’ vloog.151 Toen de comtesse D’Ambroise de koning na enkele maanden in de steek liet, met medeneming van de juwelen die zij van hem had gekregen, was de koning daar nog lange tijd rancuneus over. Maar Den Haag haalde opgelucht adem.
Aan het begin van de lente van 1878 besloot Willem iii, inmiddels 61 jaar oud, opnieuw een vrouw te gaan zoeken. Hij wilde geen betweterige leeftijdgenote zoals Sophie was geweest, maar een jonge, meegaande en vooral vruchtbare prinses. Omdat hij met zijn vijandige zoons niet uit de voeten kon, wilde hij een nieuwe troonopvolger. Hij had nog genoeg energie. Fysiek was hij sterk, zelden of nooit ziek, volgens zijn lijfarts. In zijn zoektocht naar een jonge vrouw herinnerde de koning zich het bestaan van de dochter van zijn zuster Sophie, de 24-jarige Elisabeth van Saksen-Weimar. In juli 1878 ging hij op familiebezoek. Toen hij aankwam op het station van Saksen-Weimar nam hij zijn zuster voor het oog van haar onderdanen in een houdgreep, waardoor haar hoed afviel, haar rok naar boven schoof en haar benen ontbloot raakten, in die tijd reden voor diepe schaamte. Nichtje Elisabeth behandelde haar bejaarde oom en zijn gevolg aanvankelijk met alle egards, totdat de koning zijn huwelijksaanzoek deed. Vanaf dat moment was de delegatie uit Nederland lucht voor haar.
Maar er waren meer jonge prinsessen in Europa. In een piepklein vorstendommetje ergens in Duitsland, Waldeck-Pyrmont genaamd, zelfs meerdere. Twee weken na de afwijzing in Weimar, liet de koning Dumonceau naar Pyrmont telegraferen dat hij wilde komen logeren. De vorst van Pyrmont schreef geschrokken terug dat de ‘geringheid van zijn paleis’ hem deed ‘aarzelen Zijne Majesteit te kunnen ontvangen’. Maar met twee huwbare dochters in huis, moet de vorst van Waldeck-Pyrmont wel hebben vermoed dat het de koning-weduwnaar niet alleen om zijn paleis te doen was.
Willem iii vroeg zijn adjudant Dumonceau de reis te organiseren. Dumonceau kon Pyrmont niet vinden op de kaart, omdat het zo ver verwijderd lag van de ‘gewone wegen’. Toen de koninklijke delegatie het kleine paleis vanaf het station via de kleine landweggetjes eenmaal had weten te bereiken, zat vorstin Helena klaar in de salon, met haar dochters Pauline en Emma op de sofa. Aanvankelijk richtte de koning zich tot prinses Pauline, maar algauw verplaatste hij zijn aandacht naar de negentienjarige prinses Emma, die ‘knapper was’. Toen de bejaarde koning de net twintig jaar geworden Emma tijdens een tweede bezoek in september 1878 een huwelijksaanzoek deed, vond haar familie dat een niet te weigeren eer. Emma was zo opgevoed dat zij dat begreep, en zei ‘ja’. Ze was serieus, geen danstype. Al hield ze wel van vrolijkheid om zich heen. ‘Hoewel de prinses zelf niet erg van dansen houdt,’ schreef haar hofdame voor de bruiloft aan Dumonceau, ‘schept zij er toch een zeer groot behagen in andere personen te zien dansen.’152
Maar Willem iii zat met zijn hoofd bij andere zaken. Nog vóór hij goed en wel was getrouwd, wees hij volgens minister Weitzel op paleis Het Loo de kraamkamer aan en bepaalde hij zelfs de datum waarop zijn aanstaande bruid zou moeten bevallen. De bruiloft werd gevierd in het landje van de bruid. Op bescheiden wijze, maar voor Waldeck-Pyrmontse begrippen overrompelend genoeg. ‘Arm klein hof, het zal overstelpt worden,’ verzuchtte Dumonceau.153 De twee zoons van Willem iii, Wiwil en Alexander, waren ostentatief afwezig bij de plechtigheden.
==
De ontvangst van het jonggehuwde paar in Nederland was niet uitbundig. Er heerste zware scepsis over het huwelijk van de bejaarde koning met zijn kindvrouw. Journalist Busken Huet noemde Emma een ‘Keulse Pottenmeid’, die alleen om de status trouwde met een ‘oude afgeleefde koning’. Wiwil en Alexander wilden niets te maken hebben met hun nieuwe stiefmoeder, die Wiwils dochter had kunnen zijn. Kroonprins Wiwil leidde in Parijs een uitputtend leven met veel uitgaan en weinig slaap. Een paar maanden na het huwelijk liep hij een longontsteking op. Zijn arts schreef hem absolute bedrust voor, maar daar hield hij zich niet aan. Hij stierf op 11 juni 1879, achtendertig jaar oud.
Zijn jongere broer, de mensenschuwe en van jongs af aan gehandicapte Alexander, was nu de enig overgebleven kroonprins. Dat was voor hem aanleiding om even uit de anonimiteit te treden. Hij verkondigde dat Wiwils dood een groot verlies was voor het land en dat hij, steeds als hij zijn broer in Parijs had bezocht, had gemerkt dat diens ‘hart warm klopte voor de belangen van het dierbaar vaderland’. Volgens Alexander zouden de ‘edele en voortreffelijke eigenschappen’ van zijn broer hem ‘bij uitnemendheid geschikt hebben gemaakt om de teugels van het bewind te voeren.’154 Maar hoewel Alexander duidelijk maakte dat hij zichzelf nu beschouwde als troonopvolger, leefde hij geïsoleerd verder in zijn paleis op de Kneuterdijk.
Tot zijn afschuw boekten de plannen van zijn vader om hem als troonopvolger te passeren, snelle voortgang. Op 31 augustus 1880 werd hij geconfronteerd met de geboorte van zijn rivale. Koningin Emma bracht – weliswaar niet precies op de door de koning bepaalde datum maar globaal toch volgens planning – Wilhelmina ter wereld. Alexander volhardde in zijn besluit om het kleine prinsesje, dat vlak in zijn buurt opgroeide, niet te ontmoeten. In zijn mensenschuwheid ontmoette hij overigens ook weinig andere mensen. Zijn gezondheid ging snel achteruit en toen Wilhelmina vier jaar oud was, stierf hij. Zijn vader deed dat nieuws weinig. Op de dag van de begrafenis van zijn jongste, laatste zoon, gedroeg hij zich volgens hofdame Henriëtte van de Poll zelfs opvallend vrolijk. Na de dood van Alexander was het reservoir mannelijke Oranjetroonopvolgers uitgeput. De toekomst van de Nederlandse tak van het Oranjehuis hing nu af van een klein meisje, prinses Wilhelmina. Toen zij tien jaar oud was, stierf Willem iii.
Nadat vrouwen de hele negentiende eeuw lang aan het hof een belangrijke rol hadden gespeeld naast de mannen op de troon, namen ze het roer nu over. Samen met prinses Wilhelmina loodste koningin-regentes Emma de Nederlandse monarchie veilig richting twintigste eeuw.